
Daar en tegen heeft de beroemde Som er at
zeer fcherpzinnig die geheele overlevering dus^uit-
gelegd, dat men.ze verRaan moet van de Zaphe -
Racquimusfen, naamelijk de zes opperhoofden van
den Ram, welke de provincie Manatau van dat Ei-
3and bewoont , en welke opperhoofden afRarnmen
'van hunnen eerflen Ram vader, welke zeer klein
van geRalte zou geweest zijn, >t geen ook de zo
£ven genoemde vreemde naam te kennen geeft Cz\
§• 74-
Over de oorzaaken der nationaals gefldlte.
Er zijn derhalven geene geheele Volken noch
van reuzen noch van dwergen. Maar de natio-
naale verfcheidenheid der geRalte, waar van wy
hier boven (§. 71.) gewag maakten, fchijnt naar
evenredigheid binnen engere paaien befloten te liggen
, dan die welke men by andere huisdieren niet
zelden bemerkt (§. 29,): en dit zal ligt te verbaan
zijn uit het geen hier voor, betrekkelijk de
oorzaaken van verbastering, vermeld is
' Want
(2) De beroemde Pal las meent , dat de Quimos uit zekere
tweeflacbtige voortteeling zouden ontftaan zijn. Zie
zyne Obfervatims fur la formation des montagnes fel. 14. waaf
hy van den ooriprong der Aethiepiers zegt: —•** „ il n’eji
ir P0*nt necejfaire de recourir ici à une mefalliance de l’efpece bu+
», naine, comme iïfemble qu’en est arrivée une pour produire
# montagnards langi - mânes ou Quimos du Madagascar*’*
I ■ yv’gnt dat het Climaat daar aan het zyne toebrengt
. ( § .3 4 . ) leeren ons* behalven zo© veele
andere bewijsredenen , de Laplanders roet de Hon*
g^ren vergeleken, welke twee volkplantingen van
eenpn en denzelfden Ram onder eene verfchiliende
luchtRreek ook eene verfchiliende geRalte gekregen
hebben,
Dat het vermogen van ’t yoedfel. C§» 35. ) 00^
zeer groot is , om de geRalte grooter o f kleiner te
inaaken , leert de Natuurkunde van den Mensch
fen duidelijkflen,
Hier van daan wordt by voorb. de ryzige lig-
haamsgeftalte der voornaame Otaheiten aan derzel-
ver gewoonte om zich rykelijk te.voeden, toege*
fchreven (o).
Integendeel wordt ons verhaald f£j), dat de geRalte
van eenige wilde Volken, na eene lange reeks
van geflachten allengs kleiner en kleiner geworden
js, na dat zy zich aan’ het misbruik van branden
fijn te drinken meer en meer gewend hadden,
Al verder komt hier de verfchiliende bepaaling.
van
U) Zie }. R. F o r f t e r , Bemerkungen bi. 236.
(b) Zie over de wildeHudfonsBaaybewooners H. EI lis*
Reife mach Hudfon’s Meerbufen bl. 201. Utnfr e v i l le übßf
dtm gegenwärtigen zuficmi der Rudfmbay bh at,