
fcheti dezelve en andere plaatfen der huid is , d$a
dat ze aldaar fneeuwwit i s , niet verkeerdelijk
verwarre met andere vlakken waar mede de algem
e n e bekleêdfelen veelmaal en bezet worden,
doch welke men niet Hechts waarneemt , als al-
leen in kleur verfchillend , maar ook als eene ver-
derving van het maakfel der dikke huid z e lv e ,
welke zieh ruuw , en als het ware fchubachtig o f
fchilferachcig ve rto on t: hoedaanig eene huidziekte
men voornaamelijk waargenomên heeft by de
Malabaaren ( s ) ea Tfehulyraifehe Tartaaren ( y ) .
Dan die w itte , gelijkvormige en zachte vlakk
e n , welke niet dan een gevolg zijn van eene
veranderde^werking der jfijnfte vaatjens van de dikke
h u id , vindt men niet alleen Hechts onder de
Aethiopiërs, maar ook meeriaaalen onder onze
Landslieden j ik z e lv e heb de „gelegenheid gehad
van
* (je) T rdriquèUrifcke Misfions ‘ berichte^ Vervolg XX4*
bh 74-1-; het zoude eene kwaal zijn welke met de Me-
laatschheid veel overeenkomst heeft. v
Zie S t rah len bet g Nord - Östlich Europa und A*
ß g n bl 166. , welke meende dat er zulk eene byzondere
Tartaarfche horde- wel eer geweest is , Piegaja of. Pefiraja
Orda genoemd.
j. G. G mei in fchrijft het aan ziekte toe, Reife dureJi
Sibirien Voorrede van ’t II. Deel. , '
En wel aan eene Scorbutifche ongefteldheid J. B e ll
Travels from Si. Petersburg to diverfe Parts of Afm I. Deel
bh 2X8.
Van twee zoodaanige voorbeelden in DuitfchérS
Waar te neemen , het eenö van eenen jongen Man *
het andere van eenen ouden Man van over de zestig
jaaren. Beider Jhuid was zWartaehtigéft
hier èn daai* friet zeer witte vlakken van onder-*
fcheiden grootte getekend ; do £h waar medé geeft
van beiden geboören was , daar de eerstgenoemde
dezelve in zyne kindfche jaaren , de laatstgemeld
de integendeel in zynen mannelyken ouderdom al*
lengs en van zelve gekregen hadt*
m §. 49.
' Èiergetyké zonderlinge veranderingen
van de Kleur der huid*
Gelijk de Zob éven bygèbrachte voorbeelden
het vermógen van de werking der fijnfte huid vaatjens
in het kleuren der huid fchynën te bewyzen J
zoo komen ons ook overal nog andere verfehijn*
felen daar toe betrekkelijk voor, waar door,* indien
ik ray niet grovelijk bedriege, het geen Ik
hier boven (§. 44. 45.) over het overvloedige en
aan het Malpighiaanfche itfjm vastgehechte kool*
Hoffelijk beginfel, als de naaste oorzaak dief
kleur gegist heb, uitneemend wordt opgehel»
d e rd .,: ''^ .'':v. .
Hier toe brenge ik boven al de zonderling^
kleurverandering, welke men zoo ftienigvuldlg#
maaien vby Europeaanfche Vrouwen heeft waar»
M % ge»