
II. Afd. AtGEMÊENË„
pïfehe zwartheid, zoo wel als die witheid de*
Syriiche Dieren, fehoon ze bolt zelfs in verafgelegen
Landen onder een geheel ander Climaat mocfi-
Tten ovèrgebracht zijn , echter beftehdig en ge-
duurende eetfe lange reeks vad geflachten blijft
Voor tduuren.
Ën niet minder is het vermógen en de invloed
Van het, Climaat op de gejialie der bewerktuigde
lighaaraén daar de'koude derZelver wasdom verhindert,
welke integendeel door'de warmte duidelijk
vermeerderd en bevorderd wordt. Düs
zijn by voorb. de ’Schóffche Paa. den , of die uil
liet koude gedeelte van Korth Wales klein : ijs
"Schonen zijn de Paarden en het Veè, even gelijk
de ïnwooners, ryzig van geftalte en iierk gefpierd é
in Smalland worden ze allebgs kléiner, in hét
Koordelijk gedeelte van Ooster Gothland zijn zê
eindelijk naar evenredigheid zeer klein*
35.*, i
Het VoeizeL
Het is wel zeer waarfdhijnJijk, t géén de
fcherpzinnigheid Van den beroemden Gr. Fordycef
Voornaamelijk bewezen heeft, dat dè zóö génoem-
de eérfte beftanddeelen van allerley foort van Voed-
z e l, ’t zy-men zulks neeme uit het Dieren w ’t
zy uit het Plantenrijk , dezelfde zijn : en dat uit
4 ien hoofde door veelerley warmbloedige, zo#
vleesch ~
VERBASTERING? OGRZAAKEN. H
vleesch | als, planteetende Dierea, uit de zo#
verfchïllende foorten van voedzel, mits dat zulks
Hechts behoorlijk door de werktuigen der fpijsver-
teering bewerkt i s ,, zelfde, chijl, en over
3t algemeen hét zelfde bloed gemaakt wordt: doch
« i e t e min , fehoon zulks der waarheid zeer
na by fchyne te komen, kan men echter niet-
loochenea , dat,de ontelbaare bykomende hoedaa-
nigheden van de verfchillende Voedzels, zeer
Yeel vermogen om de natuur en de eigenfehappen
der Dieren te .veranderen.
Hét zy genoeg dit met eenige weinige voorbeelden
te bewyzen.
Ë)at fommige Voedfcls by voorb. eénéti
fpecifieken invloed hebben op de kleur dér £>ic-
' ren Heeren ons de Zangvogels, inzonderheid
die:-uit het geflachp der Vinken en Leeu-
’ werken , welke men weet dat ïangfaamerhand
zware worden, indien men ze alleen met Hennip-
, zaad voedt*
Dat de Hairvlechten zeer veel door het foort
van Voedzel ’t welk de Dieren gebruiken veranderd
worden, leeren wy uit het voorbeeld
van het Africaanfche' Schaap, ’t welk in Engeland
is overgebracht; wiens wol, welke vaa
natuure Hecht bn ftroef gelijk kemelshair ‘ is ;
aa dat het een jaar met Engelsch gras gevöei
was>