
omgang verwyderd worden, en in afgelegen huf-
jens buiten het gèzigt der manneö zich afzonde-
ren, en aldaar zoo lang eene voor haar zeer noo-
dige rust genieten (m): maar ook anderdeels vindt
men aangetekend, dat hunne loffelyke reinheid op
hunjighaam en zedige fluiting der beenen. er zeer
veel aan toebrengt, dat men nimmer eenige fpoo,
#ea der maandftondêö ontdekt tal® |
WaC fiu de kleur der huid van deeze verfche?.
denheid betreft, zoo hebben wy aanden eenen kanf
hier boven reeds aangemerkt, dat dezelve geenszins
*00 fhndvastig is , of ze wordt door eene
fpeeling der natuur wel eensvee! donkerder tot zwart
toe C$,43.); dan aan den anderen kant, kan Inen lig-
telijk, zoo uit de geftetóheid van ’t Americaanfche
Climaat.(o) als uit de wetten van verbastering op
den waarfchijnlyken oörfprong der Amerrcaafien uii
het noordelijk gedeelte van M a . toegepast (p) ,
de redenen nagaan, waar om dezelve niet zulke aan-
merkelyke verfchillen van kleur kunnen onderhe.
vig zijn, als de overige nakomelingfchap der Matifche
(m) Vergelgk by voorb. Sagard, voyage du pays des-
flurons bl. 7$.
Xn) van B e r k e l ’s Reifen nach Rio de Barbice m i Su-
rinam. bl. 46.
(a) Zie Zimmermann Geogr. gefthiçhte des Menfchen L
D. bl. 87. • '
Q) Zie Kant in Teutfeheu Mercur 17?$. l, D. bl.
tilehe AutöGht'hcneri) di§ de ótjde waereld bewoódd
hebben.
Het zélfdé byna kan men vart het gelaat der
Americaanen zeggen. NaauWkeurïge ooggetuigen
hebben den fpot reeds gedreven'mec het b’élag-
^tièlijk'verhaal van fommigetf,, zoö l y het hief a{
boenende mogten vértefd hpbbeü, dat'alle de in-
wooners der nieuwe waereld zulk eed zelfde gelaat
‘zouden hebben >; dat hy, die ‘ e r een gebied' had>‘
zeggen kon'p dat hy ze alld lïadJ|ëZièn (q) enz.
De afbeeldingen van Afneficaanëh" door betoetadé
konftenaars gértaakt, en de verklaarden der ge^
loofwaardigfte ooggetuigen leuren veel eër integendeel
, dat er ‘in deeze verfcheidënheid des meü-
fchelyken geflachté eveh alsv in de' anderen indè-
daad eene verfchéidenhéid van gelaatstrekken pöR
plaat*
(q) Zie M o H n a Julia flor ia naturale del Chili '
Rfâp fta me:,ßcsJo.,: quandodeggp in eerti fffittori moderni ri-
, putati diligerM esjervatorf , f §he tutti gly^ineriçani hanno un
' medefimp aspettp, e ehe quandp Jene abbia vçduto um, fi^posßi
dire di ayergli veduti tutti. Codefif mïtori ß lafeiarono troppe
f Jedïirre dacerte vaghe apparenze di Jomigli$nza proçedenti per
'f,'Je,:piu dal colorito, le quali Jvanisçono toffaehe fi confrentani
» g f individu*, di una nazime cpn quelli delV altra. Un Chilefip
non fi differ enzia menô, heil' qfpetto da 'un Peruÿiano, ehe un*
ft Italiana da un Tedesco. fo ho veduto pur de) Paraguay , de'
)} Cujani, e Magellanici, i quali tutti hanno dei lineamenti
JJ peculiar i, <?|§ li difiingmno notabilmenîe gli mi dagli altrL*
è