
Doch men ihoet bekennen , dat wy ook met
die hepaaling te maaken weinig gevorderd zijn.,
Want voor eerst, hoe weinig kan men verwachten
.200 veele wilde Dieren , voor al de Uitland
fche , waar van het ons ten hoogften aangelegen
lag te weeten , of men ze voor loutere ver-
fC heiden heden, dan voor verfehillende foprten honden
moet, ooit te zuilen kunnen beöordeelen
Haat dat richtfnoer der voorbeding met eikande-
*eat g inzonderheid , indien dezelve een geheel
orderfcheiden vaderland hebben ï by voorb. de
Angolafche Orang Utang (Schimpanfé), en die
tas bet Eiland Borneo.
Doch, ten anderen £ zoo is over ’t algemeen
deeze twijfelachtigheid en duisterheid, ten op.
zichte van de zaak waar over wy thans handelen,
van
»» gatten , fo ist folches ein unfehlbares kennzeiclien , iafs
,, fit vort einerley fpecie find
Die Zelfde bepaalrfcg wat een Soort zy, heeft onJangs
de Heer Be r thout van Berchem , de Zoon , :oók
aangenomen , - », fi les animaux fe mêlent dams l'ètat de na-
a tart” enz. Dan hy maakt noch van Frisch , noch
van Ray zelve gewag , maar wat meer i s , hy beweert
dat Mr. de Buf fon , qui le premier a abandonné let
j» àjfiinBions peu fur es des notnenelateurs, est àttsfi te pre»
»1er qui a fait fentir que la copulation était le meilleut
a, guide pour reconnaître les efpecesf' Zie Mem. ie la Sa*
& t i des fciema phoques de Laufanm II, D, bh 49,
van vrel minder gewicht, voor zoo veel men de
wilde Dieren befchouwc, dan wel betrekkelijk de
die wyze uitgeflpten worden.
■
Want hier Raat men het meest verlegen: hier
van . daan de zoo menigvuldige verfchillen > der
Schryvers by voorb. omtrent den Hond,, wiens
Ratr men fommigen gehouden hebben voor zoo veele
verfehillende grondfoorten; anderen voor loutere
verfcheidenheden , welke van dien Ram, - welken
men Huis of Herdershond noemt, verbasterd zijn;
anderen leiden weder alle die vèrfeheidenheden van
den Jakhals af: terwijl anderen eindelijk be-weeren
, dat *oo we] de laatstgemelde , als alle de
andere verfchéidenheden van den Huishond , hunnen
oorfprong van den Wolf genomen hebben.,
enz.
Dan gelijk deeze bepaaling, welke men van
de vermenging ontkend heeft, niet voldoende is
om het denkbeeld van Soort, en het verfchil tus-
fchen Soort en Verfcheidenheid te bepaalen * zoo
zijn ook andere ten zelven einde gemaakte bèpaa-
lingen even onvoldoende , by voorb. het beRen-
dig aanwezen van een zeker kenteken , want de
fneeuwwitte kleur en de roode oogen in de witte
verfcheidenheid der Konynen , zijn zoo allerbeften-
digst , als ooit eenig foortmaatig kenteken zijn
kan enz.