
deren meer vooruitfteekend en voorwaard! uitge*
ftrekt hebben.
§. p ,
B.) OnderJcheid tusfchen eenige inwendig$
deden van den Mensch, en die van
andere Zoogdieren.
Men begrijpt Ügtelijk , dat ik hier niet handelen.
kan , dan over eenige weinige, en wel dé
zonderlingfté dèelen, welke in den Mensch van
die der andere Dieren verfchillen.
Om dan met het Hoofd te beginnen, zoö
heeft de Mensch , behalven verfcheiden andere
minder belangryke deelen., gelijk.by voorb. hét
cryflallyne vocht, ’t welk bydenzélven, (indien
men de Walvischaartige Dieren uitzondert), naar
het fchijnt, naar- evenredigheid zeer klein 1 en
by een volwasfen minder platrond, dan by andere
Dieren i s ; het groote gat in het achterhoofds-
been, by denzelven meer voorwaards geplaatst ,
dan by de viervoetige Dieren ( d ) , en andere
dèelen van dien aart; tene aanmerkelijk groote masfa
harsfenen, niet zoo zeer naar evenredigheid van
het
(d) Daub en ton in Mm, de l’/icad* des Sciences ii
Paris A\ 1764.
het geheele Lighaam, (welk gevoelen réeds vaii
A r i f to t é lé s ’s tijd af de overhand hadt gehad)}
Hiaat V" volgens de fchoone waarneeming van ded
beroemden Söeitim erring , niet betrekking iót dè
duiïhëii der ZefiMwén 9 welke üit hetzelve haarert
oorfprong neemen ( i ) l Indién men derhalved
het geheele Zenuwgeflel in éenen Menséhnattiur*
jkundigen zin in twee deèlen verdeelt, naaftielijk ift
een eigenlijk Zoogenaamd Zehuwgeftel, * het geed
de Zériuwen zelve f^en "dat gedeelte der Harsfeneri
en des Ruggenmergs bevat, het geen de naaste betrekking
heeft op derzelver öórfprongén ; en iti
een Gewaarwordingswerktaig (pars fenforialis) , heé
geen eene naauwere betrêkkiög heeft op den band,
waar door de werkingen Zelve der Zenuwen verbonden
zijn met de Zielsvermogens : dan heeft
zekerlijk de Mensch het grootfte déél vén dal
edeler gedeelte, het geen het Gewaarwording^*
Werktuig bevat.
Even merkwaardig is het, *t géén defdierp-
zinnigheid van den vernuftigen Sot mm erring
insgelijks ontdekt hééft, dat de fieéêtjeiis in het
pijn*
(e) Men zie deszelfs ZHsJ. de lafi enciphtll Goettingen
1778. bl. 17.
Als mede über der kÊrperliche verfchiedcnfidp des
jgers vom Europaeer bl. 59.
En ]. Gottfr. Eb e l , Öbfertr. N eü fe 'o g . tx anè*
tbrhe eomparata Francof. ad Viadr. i'7?8.