
Emigt mtiamïlc n ^ m M e i tn tanden,
en derzelver oorzaakm,
„ f É l het fPTOaat der bekkenelen .fgehandeld
te hebben | kómen nu in de tweede.plaat,, eenï.
ge verfche.denheden der tanden, by fbmmige
polken waargenomen , in aanmerking.,
Öus heb ik by voorb. reeds in ’t jaar 1550
zoo m een overblijffel van een gebalfemd Aegvn!
tjash lijk, als, in het gaave bekkeneel van een.
Mumie ( t j , eene zonderlinge onregelmaatigheid der
Snytanden waargenomen , wier kroonen naamelük
niet mesvormig waren , en eenen dunnen rand had-
den, maar dik en gelijkftompekegels, doch de
hondstanden waren, wat derzelver kroon betrof
met dan door de plaats waar zy Ronden , van
'derzelver nabnurige tweepuntige kiezen te on-
derfcheiden. En dat zelfde geheel zonderling
maakfel is ook, in andere Mumiën waargeno.
men: gelijk in die te Cambridge (u ) , en Cajfel
(O Zie Decas craniorum prima Pi. I,
n ( hr r ^ idd,et f ” ' monument, a
2 S ,, ” mnes in mMilU Merim „ Musm W „ reperimtur, ym fmgulm „
l»„ haUnium, f , „ a.
#* m
fel (w}, iets diergelijks ook in die te Stutt-
gard (jcf) : Ja toen ik zelve voor twee jaaren ray
te Londen bevond , heb ik even zulke Saytandea
in eene jonge Mumie gevonden , welke deszelfs
eigenaar de Heer Jo. Syramons Co0 > de vriendelijkheid
gehad heeft van my te vergunnen om
ze te fmelten. Dan fcheon men naauwlijks behoeft
te herinneren , dat , geduurende zulk eene
lange reeks van Eeuwen, waar in de gewoonte
om in Aegypten de lyken te balfemen plaats hadc,
en onder eene afwisfeling van zoo veele verfchil-
lende Opperheerfchers en Inwooners van dat Land,
er pok eene groote verfcheidenheid in die Mumiën
en derzelver bekkeneelen zijn moet , en dat niemand
die gezond menfchen verftand heeft in alle
Mumiën die zelfde zonderlinge vorming der tanden
, waar van wy zoo even fprakèn , verwachten
kan ; zoo fchijnt dit echter eene merkwaardige
verfcheidenheid te zijn , en welke men nns-
ichien t’ eeniger tijd met nut zou kunnen aanwenden
om een onderfcheidend kenmerk daar te ftellen ,
waar
„ cüti ilH quidem atque ad incidendum apti, fed peritide ae
)t maxillares latti , plani atque obtufi funt,” -
(w) yergelijk het verhaal nopens' die Mumie van des
Brunswykfchen Stads Doétör Brückraann 1782. M*
r x ) S t o r r , prodr. tnethodi mammalium Tubing. 1780.
4‘r. bl. 24.
(y) Pbihfofhml Trmscr&ens van ’t Jaar 1794. II. Sé,
bi. 184,