
}* II. Afd. ALGEMEENS
§• 34.
Het Climaai.
Dat het Climaat, gelijk op alle bewerktuigde
lighaamen, zoo ook voornaamelijk op de warm'
bloedige Dieren , eenen byna oneindigen invloed
heeft, zal ieder ligt begrypen , welke voor eerst
overweegt, met welk eene innige en aanhoudende
verbindtenis die Dieren, zoo lange zy leeven ,
*an de werking der Dampkringslucht waar in zy
zich bevinden blootgefteld zijn : voorts uit hoè
menigvuldige hoofdftoffen , gelijk men ze noemt,
zoo wel uit de gasvormige beftanddeelen, als uit
zulke, welke er eigenlijk niet toe behooren, gelijk
het licht, de warmte , de eleftrieke ftoffe ,
enz. die lucht, (_ welke men zelve wel eer voor
eene eenvoudige hoofdftöffe gehouden heeft), op
eene verwonderlyke wyze famengefteld is :' maat
eindelijk pok op hoe veelerley wyze de evenredigheid
dier hoofdftoffelyke beftanddeelen tot el*
kander verfchilt, en hoe verfcheiden naar maatc
•van dat verfchil de werking der Dampskringsïucht
©p gemelde Dieren zijn moet: voornaamelijk indien
men zoo veële andere dingen in aanmerking
aeemt, door wier bykomst de Climaaten zoo veel
van elkander verfchillen , gelijk de ligging der
Landen met betrekking tot de Lucht ft reekeu
{ Zonae) der Aardbol, tot den afftand der Zon ^
d$ Bergen , de nabyheid der Zee , of Meire*
ren en Rivieren , de Landwinden, en onnoeme-,
lijk veel andere diergelyke dingen,
De Lucht derhal ven , welke de gemelde Dieren,
van het bogen blik af dat zy ter waereld gebracht
zijn , inademen , op zoo veelerley wyze«
door de verfcheidenheid der Climaaten veranderd,
wordt in defzelver longen , ' als in leevend werkhuis
ontbonden ; een gedeelte daar van wordt met
het flagaderlijk bloed door het geheele lighaam vdrfpreid
, dan naar evenredigheid vati dat gedeelte
Worden' andere hoofdftoffen daar en tegen van dezelve
gefcheiden,' en deels naar de buitenfte be-
kleedfelen des lighaams gevoerdV deels met he*
terugvloeiend bloed der aderen naar de Ingewan-
dën, welke voor de adèmha^lmg beftemd zijn, te
rug gebracht,
v Hier van daan de verfcheïdert wyzigtngen van
hét bloed zelve , en de aanmerkelyke invloed daat
van op de affeheiding der vochten, inzonderheid
der zulken welke olyachtig zijn, gelijk het V e t,
de. Gal', enz “
Hier van daan eindelijk de werkingen van al
het gemelde , als zoo veel é prikkelingen, opheb
leevend vaste de e l en eensdeels de tè rug werking
van dat werkzaam gewórden vaste deel, welke
daar van afhangt, andersdeels , het geen eigenlijk
tot dit ons onderzoek betrekkelijk is , de
Richting en bepaaling der vormdrift.
Dec?®