
*4* ïïï. Sft * ^RBASTERlNö
neefche Biggetjehs of Halfkonynen (w), Mollêtf
(x), Buideirötten ( y ) , Maters (2) , Wezels (s)
én Rhee - ën (b).|
Uk die der Vogels van Raaven (V), Merels
0 0 » Canarievogekjebs , Patryzeh (f)> Hoenderen
en Paauwen.
Doch het rs merkwaardig, dat er niet een ed-
öig voorbeeld van die ziekte ooit in een koudbloedig
dier, ^oor zoo veel ik weet, gevonden is.
Hamfter, S u lz e r , heeft tny zulk een diertje ten gefchenk
gegeven.
(w) Boddaert Natuurk. bejchouwing der Dieren, I. D,
bl. 210.
(x j Dezelfde aldaar.
(y) Öezelfde aldaar.
( z ) Kramer elench. animalium Auflr. bl, 31a,
(«) Boddaert ter aangehaalder plaats.
(b) Theme l in' Obererzgebürgifihén Journal, Freybetg'
* 7 4 8 - 8vo. I. St. bl. 47. j | : „ ■ *
(e) Volgens bet geen mij n vrïen d Sul Ze r berich t heeft.
(d) J o. Hun t e r vn certain parts of the animal oeconmv*
b l 204.
(*) B u ff on hifi* nat. der vifmx, IX. D, bl. 41$,
m
^an M T MENSCHELIJK GESLACHT, m
P 7$-
Befiuit van deeze afdaling*
En dit zy genoeg over de oorzaaken waar
door, en de wyzen waarop het menfchelijk ge-
kacht ten- opzichte van kleur j of maakfel, of e-
venredigheid of geftalte des lighaams enz. in ver-
fcheidenheden verbastert: voor zoo veel ik weet,
heb ik niet een enkel gewigtig punt in het be-
ha'hdèlen daar van onaangeroerd gelaaten, k geen betrekkelijk
was om dat beroemde gefchilpunt te be-
ilisfen, of er in dat gedacht Hechts één, of wel
meer foorten gevonden worden. Laaten wy dan nu
in de volgende afdeèling zien, hoe.men dat gefchil,
na dit geheel voorafgegaan onderzoek, overeèn-
komftig de waarheid der Natuur, hebbe te be-
ilisfen.