
-17*
Iö het tweede integendëel fteeken de kaak*
beenderen $ ter wederzyden gedrukt, vooruit.
In het laatfte eindelijk fteeken de wangbeenderen
, welke met de neusbeentjens en de tus-
fchenruimte uisfchen de beide oogen byna ia ’t
zelfde horizontaal vlak geplaatst zijn , ter weder?
zyden ontzaglijk veel uit in de breedte.
§. 02«
Nationaal* verjchddenhedm dtf
Bekkeneelen,
Ieder verfchil in de bekkeneelen van onder*
rfcheiden Volken , zoo wel als dat in het nationaal
gelaat, waar van wy hier boven gewag hebben
gemaakt (§, 56..), fcbijnr ook tot vijf höofd-
verfcheidenheden gebracht te kunnen worden s
waar van men vijf voorbeelden* uit een zeer
.groot getal uitgezocht} op Plaat H. vinden kan. I.
I. De middenRe plaats hiér onder bekleed«
-bet allerevenredigst bolrondachtig bekkeneel, waar
van het voorhoofd maatig vlak is , de wangbeenderen
fmal, nergens uitpuilend , van het uie-
fteekfel des voorhoofdbeens, ’t welk mét de kaakbeenderen
vereenigd is , nederwaards afloopende;
VM HfT MENSCHELIJK GESLACHT. 1 7 *
De rye det tandkasfen eirkelrondachtig;
De fnytanden in beide de Jcaakbeendereh loó&<
lynig geplaatst j
3 Een voorbeeld hier van vind men in de 3. fig*
van de II. Plaat in het fraaije bekkeneel van een#
Georgifche Vrouw.
( —— Verg. §. 55. No. 1. — )
Dit ïs het bevallige midden - formaat der bek-
keneelep tuifchea de heide uitterften , waar vas
het eene
, 2, Het hoofd vierkantachtig heeft, de wangbeenderen
uitwaatds uitfteekend y
De tusfchenruimte tusfchen d6 oögen en de
beentjens van den opgewipten neus met de wangbeenderen
byna in ’t zelfde horizontaale vlak geplaatst
;
Byna geen’ afgetekenden rand der wenkbraaifc
wen;
Smalle neusgaten y
De kaakbeens - groeve Hechts een weinig uit*
gehold;