
f x y ui J
komen zijn , aan uitzonderingen en onregel*
maatighèden onderhevig i s , welke dagelijks
moeielyker Worden.
Want , om dit flechts kortelijk aan t'e
haaien, dus zijm ons reeds twee foorten van
dert Rhinoceros 'bekend, in gedaante elkander
zeer gelijk, maar in gebit zoo ver-
fchillend , dat, wilde men nog het Syftema
vatt L in neus volgen , men het eene foort
tot de Belluae , het andere tot GUres zoude
moeten brengen f dan zoude men bok het
Aetliiopisch Zwijn, hét welk geene fnytan-
den heeft, van de overige Bzliuaè moeten af-
fcheiden , en onder de 'Brut# van Lïnneus
tellen.
Ik zwyge van den getänden Africaanfehen
Mierenëeter , welken men als dan Uit dat1 geflacht
, ’t welk volgens LinneuS5s ïlieéning
tandeloos is , zou moeten wegneemèn ; J als
mede van einige Spookdieren Qïndrus en JLü-
nigcf), uit hoofde van eene ohregelmaatigheid
der tanden, uit het Linneaaiisch geflacht der
Spookdieren insgelijks te verplaatfen , enz.
Deeze verwarring , wélke toch niemand
zal ontkennen dat groote moeielijkhcden ih
/ X J
de beoefening der Dierkunde baart1, heb il§
getracht wég te neemen , door de volgende
tién natuürlyke Orden der Zoogdieren te fielten
, welke het my geoorloofd zy hier onder
te voegen V dewyl ik hier en daar in dit werk*
jfe van dezelve gewag heb gemaakt,
Ordo te bimanus. i. Orde* dier met twè®
ié Hopio.
11. bfcJADRÜMANA. II*
HANDEN,
i. de Mensch*
ZOOGDIEREN MEf
22. Simidi
VIER HANDEN,
het geflacht def
a. Aapen,
3* Papio.
4. Cercopithó-
3. Baviaatien.
4. Meerkatten.
■ CUS. '
5. Lemur 4 5* Spookdieren*’
III. BRADYPODA. III* ZOOGDIEREN
WIER gantschä
gedaante en
MAAKSEE DER
POOTEN HAAREN
t ANGSAAMEN EN
TRAAGEN GANG
Ü_a m n -