
§• Jgj
.5.) Voor'naamelijk de gedaanten der
Bckkeneeten.
Men ziet dat de gedaanten der Bekkeneelen ia
de verfcheidenheden van.,het Menfchelijk Gedacht
fteeds van elkander verfchillen * dan dat geheele
verfchil is geen zier grooter , 'ja, naauwelijks te
vergelyken met dat geen, j ’t: welk* ,men k&a
waarneeraen tusfchen andere Huisdieren uit ver-
fehillende Landen.
Het Bekkeneel van een Aethiopiër by voorb.
verfehilt niet meer van dat van een Europeaan, dan
het Bekkeneel van een tam Zwijn van dat van een
wild Zwijn; of de kop van een Napoljtaanseh
Baard, welke men van wegen de gelijkheid rams-
hoofdig. noemt, van. die van een Hongaarsch-
Paard, welke des kondigen we et en dat, kennelijk
is door deszelfs zonderlinge kortheid e*
breedte van den Onderkaak.
By den Auerös, van wien hét Rundvee af-
Üamfc, bemerkt mén, volgens de waarneeming van
C am p e r , zeer groot© traangroeven, welke in-
gendeel by ons Rundvee door verbastering geheel'
yergroeid zijn.
zwyge van 4e 200 womderbatrlyke verbastering
n
tering des .Bekkeneels iri de verfchetdenheid def
Hoenderen > t welke men Paduafche noemt (/)+ j
B.) o o r z ä a KEN dér Verbastering.
Het Dierlijk leven vooronder Relt twee ver;
Imogens, welke van de Levenskrachten -afhangen \
als de 'eerde en voornaamde voorwaarden van alle
deszelft byzondefé verrichtingen :
Naamelijk voor éérst , liet vermogen om ad
prikkelingen, welke op het lighaam werken zoeM-
daanig gewaar te worden , dat de deden daaf
door worden aangedaan ;
Èn ten änderen i het vermogen om in gevoi*
ge van die aandoening zoodaanig te rug te wer»
ken, dat de beweegingen van het Ieevënd lighaanj
daar door worden opgewekt en voivoerd* ,
Èr is derhaiven geene beweeging in het dier*
lijk werktuig , zonder eene voorafgaande prikke*
ling , én zonder een werkzaam iets ,•' het welk
door dezelve te rug werkt.
tiii
(ƒ) Zie Pallas Spidleg. Zoologie, fate. IV. p. t i . f l
" Sandifort Mufem Anttm. Acad. Lu*d, T .L F» 3Pfi
É a