
p
de lighaamelyke verrichtingen, de affcheiding9
de voortteeling, enz. verbaazend veel veranderd.
Het Huiszwijn by voorb. fcheidt in deszelfs vet-
xok eene aanmerkelyke menigte vet af, welke het
Wildzwijn ontbreekt, wiens tedere en als ff ware
wolachtige hairen , welke tusfchen de borstels
verfpreid zijn , integendeel in 'de verfcheiden-
heid van ’t Huiszwijn Jangfaam er hand verdwynen,
Deeze Huisdieren zijn veel meer dan hunne wilde
Voorouders aan wanfchapen geboorten onderhevig,
en aan eene menigte nieuwe ziekten ; ja, wat meer
ïs, aan geheel nieuwe foorten van wormen , waarvan
in derzdver wilde en .dorfpronglyke verfchei-
denheid geen fchaduw te vinden i s ; de waarheid
van deeze Helling, welke men geenszins moet
ontkennen , fehoon ze leerftrydig is , zy het my
geöorloofd te bewyzen met het voorbeeld van de
Blaaswormen welke men in het Zwynenvleeseh vindt
(k ) , (by de Duitfchers Finnen, by de Italiaanen
Lazaroli genoemd). Hier toe breng ik ook de
dwergachtige geflalte uit hoofde eener al te vroege
en ontydige vermenging, en diergelyken meer.
(fc) Zie Mal p igh"iioper* posthuma bl. 84, vafi deLon-
donfehe druk ini 1697.fol.—— En J A.E. Goeze Entdeckung
daß die Finnen t im Schweinefleisch keine Drüßnkrankm
heit y. findern wahre Biaßnwürmerßnd. Halle 1784. %vn
§• 37-
ï)e P'oorktèlifig'- valt Üieren van
tw e e 'é r léy g e fld c h t *
Bé tot dus verre opgenoemde drieêrley Veifr
basterings * oorzaaken kunnen piet dan door eenè
lange, aanhoudende , en geduurehde veele reek*
fen van gèflachten voortgezette werking, hg|
oorfprohgtijk eigenaard g kenmerk en de gedaante
der Pieren langfaamerhand en allengskens veranda
ren , en verfcheidenheden te weeg brengen.
Poch anders is het niet de ssaaït- gefteld , eö
reeds aan het eerstkomend nageflaeht wordt het
nieuwe chara&er medegedeeld , ; wanneer zoodaa*
nige verjrchiiienèecVerfcheideDhedén , welke tea
laatften uit de bovengemelde oorzaaken ontdaan
zijn, zich met elkander vermengen, het geg|
een tweeflachtig kroost doet gebooren worden.t
rt welk op geen van beiden de ouders over 9t ge*
heel gelijkt , maar in degedaante van beiden
deelt , en eene als ’t ware tusfchen beiden geplaat*
fte gedaante heeft.
Jn *t gemeen noemt men tweefiachtige Pièrea
zoodaanigen, welke gebooren zijn yan Ouders yati
een geheel verfchillend Soort, gelijk de Mujlezelg
van eene Merry en een’ Ezel gebooren, of de Yp?
geltjen? M eene .vermenging yan een ClPirievp-
1 2 | i