
5>e
èenig voorbeeld gevonden, van een geloofwaardig
getuigen bygebfacht, van zulk eene vermenging
welke vruchtbaar geworden, en dat er een twee*
üactïtig fchepzel geboorem was uit de afgryzelykc
vermenging van een Mensch met een Beest.
Doch wy handelen alleenlijk van die twee*
Bachttge Dieren , welke uit eene vermenging van
■ verfchillende verfchcidenheden van een en hetzelfde
EdjXrfoort gebooren zijn, wanneer by voorb. een
groene Canarievogel zich vereenigt met de witte
Verfcheidunheid enz.; en zoodaanig eene vermenging
vermag zeer veel om de kleur of het maakfe)
Van het nieuwe kroost, dat daar uit ontdaan moet *
te veranderen ; zoo dat men er een zeef hottig
gebruik van kan maaken in de aanfokkery der
Huisdieren ^ om hét kroost te verbeteren en te
^yerfraayen , inzonderheid in de Paarden - en S.chaa-
penfokkery..
Cifrn kan n a z ie n , die daar o v e r ze e r breed; tfitweidt^
d 'H a n c a r v i 1 Ie in Recherches fur l’erigiue des arts de la
Grèce, X. D. bl. 320.
VERBASTÈRfNGS OORZAAKEN.
% 33*
; Erffelykèreigeèféiappen ' der -Diertn
uit Möfde ëener ziehelyke
tngejleldkeid,
De erffelyke aanleg tot ziekten fchijnt op
het e'erfte inzien meer tot de Ziektekunde , daa
wel töt de Natuurlyke Historié der Dieren , te be-
hoófen : doch wanneer men de zaak wat naauw*
keuriger inziet', zal het Ügtelijk blyken, dat de-
zelve in meer dan een opzicht indedaad ook gebracht
kan worden töt de oorzaaken der Verbastering,
waar over wy thans handelen.
Want ! voor eerst, fchoon eenige uitwendige
hoedaanighedén der Dieren , volgens het gemeene
gevoelen, geenszins tot de waarlijk ziekelyke ge-
lleldheid pleegen gebracht te worden, zoo fchy-
Ben zè- échter daar zeer na by te komen , daar
dezelve tóch meestal mét eene tegennatuurlyke ongezonde
gefteldheid gepaard zijn. Hier toe brenge
B bÿ voorb. de byzóndere witte kleur van eenige
D ieren| Welke de wyze V e r u 1 a m i u s reeds over
lang de kleur der zwakheid (celour of,defe6i) genoemd
hééft. En dat dezelve indedaad niet zelden
uit eene ondeugende gefteldheid, en eenig
gebrek der lighaamelyke huishouding, ontftaat ,
leeren ons de Hongaarfche Koeyen, welkef,„ ten
zy ze gelubt zijn, geene witte vacht krygen :
j 4, doch