
T.'$o Afd. VFRSGHIL TUSSCHEN
ïioceros met twee hoornen , of welke in ’t geheel
geene tanden hebben, gelijk de; Mierenëeters en
Walvisfchen , heb ik he.t gevoeglyker geoordeeld
hetzelve het Tusfchenkaaksbeen (Or intermaxillme^
tte noemen (V). Sommige Dieren hebben dit
been erikeld en onverdeeld, by veelen integendeel
is liet midden door in tweeën gedeeld, doch by
allen is het door deszelfs eigen naaden van de*Ea-
bygelegen beenderen des Bekkeneels oaderfchei-
den : waar van de eene, welke op het aangèzicht
zich vertoont, by 'de meeste ter wederzy-
den langs den neus haare richting neemt, tot
aan het einde van de kasfen der Stfytanden , de
andere, welke naar het gehemelte loopt, van
die zelve tandkasfen af, boogsWyze naar. de
voorfte gaten des gehemelte ftrekt/ Dewijl der«
halven mijn zeer geachte Vriend 'Camper het onder
de voornaamfte onderfcheidende kentekenen
tusfchen den Mensch en de overige Zoogdieren
rekent, dat den eerstgemelden dat been ontbreekt
, doet zich in de daad deeze tweeledige
vraag op:
f.) Of naamelijk de Mensph waarlijk Hetzelve
niet hebbe f
■
( w) De beroemde Dierontleedkundigen V j tet en Vicq
d’Azyr noemen dit been Os maxillare inferius. Blaf t
noemt het zglve in zyne Beenbefchryying van den Olifant
O: palati.
den-MENSCN en de DIEREN. S F
2.) en of alle de overige Zoogdieren hetzelve
bezitten ?
De eerfte vraag heeft vóór derdehalve EeuW
aanleiding gegeven tot eenen hevigen twist onder
de, iOntleedkundigen van dien tijd.' Want daar
Gal en ü s de bovengenoemde naaden van het tus-
fcheukaaksbeen mede optelt by de overige naaden
va dn Bekkeneel, zoo gebruikte ,Ve fa liu s ,
behalvën zoo veele anderen, deezen bewijsgrond,
dat hy naamelijk betoogde , dat Galenus zija
Be.'nkundig ha dboekje, ’t geen men zoo tengé
voor een algemeen riehtfnoer gehouden hadt, niet
famëagefteld hadt laar het maakfel van het Men-
fehelijk geraamte 9 maar naar dat van eenen Aap.
Doch na de vruchtelooze poogingen van Jac. SyU
v i u s , om door nietige voor.tvendfëls zynen gei
liefkoosden Galenus te handhaaven ( x ) , meenden
wy dat dit gefchil zoo geheel en al uitgemaakt
"was , dat het gantsch buiten onze verwachting
(ac) Hy wringt zich in zoo • veele bogten om zynen
grooten Meestar Galenus in desZelfs gezag ftaande. te
houden , dat hy eindelijk deeze -uit\4ugt moet-hóeken i
dat, fchoon de ïMenfchen hedendaagseh geen Tusfchen-
kaaksbeen hebben , * zy het zelve ten tyde van Ga 1 en u s
gehad kunnen hebben ; en dat men dierhalven dien groo*
ten Ontleedkundigen niet móet befdfuldigen, ---- „ f i d
„ naturae impedimenta quaedam, noflris corporibus in viStu «V
j, Venen intempefliva ac immodiw vitiis Juccedenti*,’]