
Apdere volken zijn wederom aanmerkelijk door
<öen grooten omtrek en opgezwolkhheid hunner
borften. Zoo fprak Juvenalis reeds van de
borften der Meroëfche Vrouwen, byna zoo groot
<0 4ik al« hunne Kinderen, als van ecne algemeen
bekende zaak ; ja men zegt ook, dat niet alleen
fle Vrouwen, maar ook de Mannen in Aegypte
buitengemeen zwaare borften hebben (x) .
Onder de Europeaanfche Natiën hebben de
Portugeefehe Vrouwen borften van eeneq zeer groo-
ten omtrek CsO > daar die der Spaan fche integendeel
dun en klein zijn, welke zy buiten twijffel
in de voorgaande Eeuw met opzet trachtten te verdrukken
en derzelver wasdom te beletten ( z ) .
Dat door eene tegenovergeftelde pooging de
omtrek der borften vergroot kan worden ,8 i$ ongetwijfeld
waar; —g en hoe veel ook daar ëa
boven eene vroegtydige byflaap daar aan kan toebrengen,
zulks fëeren ons door een indedagd allermerkwaardigst
voorbeeld de onhuwbaare , en
Hog niet volwasfen Meisjens van plaifier■ £• welke
voöiS
(ac) Alpinus , hijia,rla naturalis. degypti J. D. bi. %L
(y> £op als my de Heer Abild^aard verhaaid.fceeft,
a a dat by onlangs van zyiie reis naar Portugal (s te kajt
gekeerd.
(z) B* Gimme d’Auno,y ter agngehaalde plaafte Ih
D, fel. 128.
voornaamelijk nit de nabunrige, dprpen > in grootje
menigte naar Londen komen * en in aantal des
nachts langs ftmat „zwerven , om met hun lighaain
fchaodeiyk gewin te doeu.
> 68.
De Teeldeelen,
Linnens zegt wel in zyne Voorreden voos
zijn Syfiêma riaturae , èüt een naauwkeurig ondefn
zoek der teeldeelen hem mishaagt, als zijnde
zulks eene verfoëijelyke zaak ( „ genitalium cu-
J} rioJÏQr, i^cLgotio cêomimhilis. displicet” ) y :dan dé
kunstnaamen zyner Schulp dieren , en onder anderen
die fchulp welke* hy VmusDione noemt, eu
waarlijk in een en dartelen verbloemden ftjjl afge-
fchilderd heeft, getuigen ten duidelijkften, dat hy
niet te min by het voortzetten Van zijn wark van..
gevoelen is veranderd. • Mogten dan de fchimmen
van dien grootën Man het my niet t*fen kwaade
duiden 5 wanneer ik ook hier ter plaatfe van liet
een en ander, ’t geen my betreffende eenige na-
tionaale verfcheidenheden der teeldeelen merkwaardig
voorkwam , kortelijk gewag maake.
Men zegt algemeen dat de Zwarten het manlijk
teellid buitengemeen groot hebben. Met dit
gevoelen komt waarlijk overeen de uitmunte-nde
toeftel teeldeelen van een Aethiopiër, welke ik
4l miju Ontleedkundig Kabinet bewaare. Ik weet
echter