
Inzonderheid tanden , welke in zeer oude begraaft
plaatfen en lijkbusfen gevonden zijn (q) , wapenen»
werktuigen enz., geeven veel eer aanleiding om
van meening te 5zijn, dat ook die Vojken byna
niet de hedendaagfehe in grootte overtroffen hebben.
Men kan wel niet ontkennen, dat er onder dezelve
ook een nationaal verfchil is. By voorb- de
Scandinaviërs en de Zwitfers uit fommige Cantona,
by voorb. uit dat vanZchweitz, hebbeneeneryzige
geflaltë : de Laplanders daar en tegen zijn wederom
kort: in de nieuwe waereld .zijn de Abiponen
groot van lighaam ; de iskiraooten klein ; doch
geen van beiden buitenmaatig groot of klein, en
Tover \ algemeen is er Onder de Volken der hedendaagfehe
waereld geenc'zoo groote verfcheidenheid
ten ópzïgtë dér geftalteV'of men kan'ze’uit gewoon
e wyzen van verbaffering, en foortgelyke
.verfchijnfelen, welke men by andere Zoogdieren
ontmoet, ligtelijk genoeg verklaaren.
Twee
De Heer Bozen hafd , Keizerlijk Confuf Generaal,
bj^ de Deenen , .hééft .de, vriendelijkheid gghad my
een bekkeneel en andere, beenderen, van een bejaard Man,
.nog niet lang . geleden , in eene .sfeer oude Citnbrifche 'begraafplaats'
gevonden , te yereej&n ; doch deeze behoeven
noch in evènredighei^^^^noqh in grootte voor het
gevyppne figuur onzer hedèndaagfche beenderen geenszins
te WyRën.
Twee zulke verfcheidenhéden Hechts rdoet ife
ifzotideilijk behandelen, van welke men in kórt
verleden -tyden nog gezege heeft, dat de eene H
boven.maatige grootte , de andere in öngewoonö
kleinheid verbaazend veel van de gewooné men-»
ifchelyke geftaltè verfchilde- Ik bedoel de Reus-
achtige Patagonen uit America ^ vooral uit dés*
zelfs zuideiijkst gedeelte j en de dwergachtigë
Quirnos, vermeende bergbewooners van het Ei*
land Madagasear*
I w
ï)e Patagonenk
Ër woont óp den uitterften höèfe vaa §t vasté
land van Zuid America ten Zuid- Zuid Oosten èë*
ne natie, welke federt Magellaens reize rondom
de waereld den Europeaanen bekend geworden
is 5 welke hun den famengeftelden haam van Patagonen
gegeven hebben y Örh dat zy haathelijk meenden,
dat zy afftamden van hunne nabuüren de Cho-
nm, én hunne voeten { we|ke zy met Lhama =
yellen (eamelus gïama L.) omwonden, eenige ge-
lykenis hadden met ruige beesten pooten , welke
men in ’t Spaansch patas noemt* Hunne éigenlykf
Volksnaam is die van Tehudeten*
Van deeze zoogenaamde Ëatagoheii dan heeft
Anton. P ig a fe t ta , een reisgenoot van Magel-
la en j het eerSt in. zijn verhaal verzonnen , dal
Jbet réiuzeö waren tweemaal zoo lèng als Eüropë-
E 4 lp®