
I. Afd.«9 VERSCHIL TÜSSCBEM
feeti vlergïiné is‘ (ff)-i ja, zy verdienen met mee#
recht den naam. van handen dan hunne voorvosten
, daar het bekend is , dat zy beter geféhikc
zijn om iets aan 'te vatten , dan de laatstgsmel-
den , en dat er wel een foort van Meerkatten u's
( Cerccpiiheca. Pamscus ) ’ t welk aan de voorban*
den geenen Duim heeft, doch dat men nog nimmer
eenig diergelijk vierhandig Dier gevonden
heeft, aan ’t welk de Duim der achter handen
ontbreekt.
Gemakkelijk zal men nu ook hief ïnt het gë-
fchil kunnen beflisfen , ’t welk over den Orang
Utang en èndere mensehgelykende Dieren betwist
is, of dezelve naamelijk in de bosfehen, in hunnen
natuurftaat, op twee, dan vier voeten gaan.
Geen van beiden heeft voorzeker plaats. Want
dewijl hunne handen gefchikt zijn om te vatten *
en niet om te loopen , blijkt het duidelijk, dat
de Natuur deeze Dieren gpfchikc heeft, om hun
leven meest, op de boomen door te brengen. Deeze
beklimmen z y , daar op zoeken zy Bunnen
kost,
Co) Ro.bin et •, een groot vdoiilander van vreemde
gevoelens, vertoont, in het 5.. Deel van zijn Werk de la
Naiur.e plaat JX. , eepe afbeelding van een onvolwasfen
Vrucht , welke hy voor eenen Orang Utang verkoopt';
terwijl het nochtans op het eerfte gezicht, uit de voeten
alleen, welke eeïè gr00te Toon (geen Duim) hebben,
Blijkt, dat het eeae Menfchelyke Vruch.t is.
den IvlENSCft EN Dis DIEREN1* i i
kost , én' dan dient hun het eenë paar hatraéö ö84
zich vast Tef hóuden , het andere paar om vrueh*
ten af te plukken , en ana'ere dingen te verdéB-
ten: ën^tot dat zelfde einde ^ heeft de Natil lil
veelcn Meerkatten , welke minder volmaakte ban*
den hébben , met eeneü langen Rolftaart voorzien
, om zich daar mede des te zekerder aan d#
boomen vast te kunnen houden*
Dat het verder het werk der ItünSfc ö# ónder-
Wijs i s , indien men wel eens Aapen! overeind
heeft zien gaan , behoeve ik^byna niet te zeggen
, daar het immers uit naauwketirig naar 't leven
getékende afbeeldingen van den Orang U«
tang (p) blijkt, *hoe ongemakkelijk en tegenna*
tuurlijk die Lighaathsgeftaltè W, waar in dat Dief
met zyne voorhanden op eenen Rok leunt5 terwijl
intusfchen.de achterbanden zeer ongerijmd als eenó
Vuist toegevouwen zijn (q). Daar en boven is my
nooit eenig voorbeeld vóórgekomen van eenen Aap»
of eenig ander Zoogdier , beha!ven den Ménsch,
1t welk op eene voet ftaande, zijn évenwigt kaa
houden, gelijk de Mensch doen kan.
tlfef
( ? ) Men zie by voorb. de befchryving vaa dit Dief'
door A. Vo tmaer.
| ($) Het is dus ten onrechte, wanneer L in neus bë*
'weert, „ dari Jimias ertUo corpore, kinis, aèque M
§> homo, pedibus incedentes, et pedum et manuurn
h rio 'huimiiam yefer-mes fpeciem”
s