
U&
Dorch ook, zonder eene merlc.eJyke ziekte
heeft men algemeen bekende voorbeelden; dat
dikwerf by Aethiopiërs de natuurlyke zwartheid
hunner huid van zelve en langfaamerhand veranderd
is in ,eene witte kleyr, gelijk die der Euro,
j^ n p n gemeenlijk is (ƒ).
§• 50.
Menige andere mtionaale eige?ifehappen
Mr huid*
Behalven de -kleur fchrijft men ook nog ander«
% onderlinge eigenfchappen aan de.huid van eenige
Volken tpe , welke het my insgelijks geoorloofd
zy met weinige woorden aan te flippen*
Hier toe brenge ik de gladheid en zachtheid
der huid,’ welke men by fatijn vergelijkt", en
men overal van de Schryvers by onderfèheiden
Volken, by yoorb. de Caraïben (g ) x Aethióï
piërs
», dijlinguoit on d’un blanc d’une faible, compléxion’’* La-
bat , Relation d'Afrique occidentale II. I>. bl. 260.
En Kl inkos c h , bl. 48.
f/ ) Vergelijk by voorb. J a 0. Bâte m PhU. Transaiï,
u n . 3» St. w. 175.
Cg) >» Leur chair est lafanée et fort dèuce , U femble
que ce foit du fatin quand on touche leur pequ,” B i e t
Peyage de la, France équinoxiale bl. 3.53;
piërs. (/O , OtaheitenykO, ja zelfs de Tutv
ken (k) vindt aangetekend. Dat ze by die aL
jen of van eepe. dunne pppqrhhid , of van eene
meerdere dikte van. het ^Malpighiaanfche4 flymvlies
afhangt j ïs zonneklaar.
Doch eene andere oorzaak Klhiegendeef, en
welke men veel eer. tot de fcheikundige verwand-
fchappen der hoofdbeftanddeelen van. het lighaam
en de Dampkringslucht fchijnt te moeten brengen
, heeft er plaats van die ligte graan van
koude, welke de huid op ’t gevoel heeft by ver-
fthèiden Africaanïche ( l ) en Oost Indifche (mj
Volken,
Hier toe behoort eindelijk ook de doorwaas*
femings
i : (h ) I Fechl i ri ,* b l.' $4. — '?Sbemmer r ihg ,
bi. 45. ; ' . . . 4J l l j I S ' '' ■
( n , „ Their fkin is most delicately Jmooth and foft ”
Hawk e s w o r t h ’s Collefluin II- D. hl. 187.
B y a femme de quelqüe labouröur ou rujlique eri
„ Jfie” (Turkyen) qui n'ait :ime_'piau Ji- poUe qu’tl
femble toucher a un fin •ïeloürs.’, B e I o n , ^Öbfervatims
bl. 198.
(J)' Br uce Reijen nach den Qiiellen des Nils II. D. bl,
55a. IV. D. bl. 471. eri 489.
f f f * Zie over de Indiaanen den beroemden Kant in
Engel Philofoph fur die Wilt II. St. bl. 154.
de Sumatraanen den beroemden Marsden op bl. 41.
van zijn uitmuntend werk*