
Ten anderei): 1 '3, 3 Men-moet geen meer'dof
ss zaaken van ’t geen wy in de > Natuur
s> zien aanneemen , air voldoende zijn om
si de verfchijnfelen daar van te verklaa-
„ rerc.”
Indien het derhalven blyken zal, dat de Ver-
basterings oorzaaken voldoende zijn om de verfchijnfelen
, welke wy in de Ijghaamelyke ver-
fcheïdenheid onder *t Menfchelijk Gedacht zien,
te verklaaren, zoo moet men geene plaats geeven
aan zoodaanig eene andere, welke ontleend is uit
het gevoelen van meer dan een Mensch - foort,
S* 25*
.ft.) Hoe v e r b a s t e r t een grondfoort 5
IN VERSCHEIDENHEDEN? !
Daar wy dan nu zullen handelen over de wy-
zen van verbastering , zoo. meenen wy de duidelijkheid
als dan best in *t oog te zullen houden ,
indien wy deeze ftof wederom onder twee Hoof-
deelen brengen:
Waar van het eerjle A.)'eenvoudig de verbaste*
rings - hoofd verfchijnfelen der redenhoze Dieren vermelden
zal;
Het tweede B.) de oorzaaken van die verbastering
der Beesten zal onderzoeken j
Waarna
j Waarna het gèftiakkelfker zijn ' zal, W eeiifr
Volgende Afdeeling, de verfchijnfelen der verfchet-
deuheid in het Menfchelijk Gejlacht, zoo wel roe*
die verbastetings - vérfchijflferën der Beesten , als
met de oorzaaken daarvan te vergelyken.
A.) Hoofdverfchijnfelen der verbastering
VAN DE BEESTEN.
Eenige weinige "voör&eelden, en alleenlijk
van, warmbloedige Dieren.»j voor naamelijk
zoo veel mpgelijk Vaö Zoogdieren ., als welke het
allermeest aam den; , ^fensch waC 4e Dierlyke
fmis^dmg; gelijk’ „zijp », . ontleend
hoiide men tbajtè voldoend^ ,;-ora te betoq- léiïJ^ÊÊbMïÈ heé^l^^f^ij^GeBacht;geheel
gêehe öorfpronglyke^ verichddenheid-y|is, welk$
ihen' niet' eveneens ondere andere: Huisdieren insgelijks^'
'/afs/'ëené loutere yerfe^denbeid door ver-
feastering* ‘omftaankan waarneemen.; |
Dan het ïs beter wanneer ik deeze yoorbeel-
den' bok elk onder eene afzonderlyke Afdeeling
brenge.
§♦ 27« § i f È \ '
‘ ï i .) De Kleur.
Dus zijn by voorb., ten opzichte der kleur3
de Zwynen ih Normandie alle tot een toe wit?