1 16 N A C H T - V L I N D E R S .
dat een oogenschijnlijk bruin stukje hout op een boomblad, als bij
toeval er op gevallen, een kunstig te zamen gesteld kokertje is, door
eene Rups vervaardigd, die daarin alle gedaanteverwisselingen ondergaat,
en eindelijk als Vlinder de lucht doorklieft, zij zouden van de
waarheid overtuigd worden, dat er geen groot of klein bestaat dan
bij vergelijking, en de grootheid van den Schepper in alles uitblinkt
van de ontzaggelijke hemellichten die in het oneindige zweven, tot het
kleinste wormpje dat zij de aandacht onwaardig achten. Het Insekt
dat het onderwerp dezer Verhandeling uitmaakt, is om die reden niet
alléén belangrijk, het is bovendien verwant aan eene Vlinderafdeeling nog
niet in dit werk opgenomen, ik bedoel het Genus Psyche of Zakke-
dragers, afgeleid van de woning der Rups, die eenige overeenkomst
met een zakje heeft, en waarvan ook eenige soorten in ons Vader-
land voorkomen. Alhoewel dat Vlindergeslacht in "levenswijze eenige
overeenkomst met het onze heeft, in den staat van Rups, zoo behoort
het evenwel niet tot het Genus Psyche, maar onder dat der
Tineae of Motten gerangschikt te worden, daar het vrouwelijk geslacht
der eersten steeds vleugelloos is.
De Latijnsche naatn van onzen Vlinder is Tinea Coracipennella,
van het Genus Ornix ( ochsenheimer) , voorzeker afgeleid van zijne
geheel zwarte kleur als die van eene Raafveder, waarom ik hem den
naam van Raven-Veertje heb laten behouden.
§• 3-
Alhoewel het 'hoogst moéijelijk, zoo niet onmogelijk is de geheele
huishouding van een in het verborgen levend Insekt na te gaan, zal
ik trachten er zooveel van te zeggen als ik heb kunnen waarnemen.
Wanneer de bladeren der Appel-, Peren-, Beuken- en mogelijk andere
boomsoorten volgroeid zijn, ziet men er hier en daar kleine bruine
Fig. i. ligchaampjes op gehecht, bij Fig. 1 op een stukje van een blad voor-
Fig. 2. gesteld. Het is eigenlijk een kokertje, duideljjker bij Fig. 2 vergroot
te onderkennen, de Rups welke daarin huist, steekt de kop; en bare
eerste ringen naar buiten, en kruipt door middel der drie paar voor-
pooten, hare woning mede voerende, Voort, naar een ander gedeelte
van het boomblad, wanneer zy het, voor zoover het onder de cirkel-
Fig. 3. vormige opening bij Fig. 3 , waarvan de randen vast op het blad kle-
Fig. 1. ven, tot op het onderste vlies verteerd heeft. Fig. i j (b .)~
(b .) Het naar boven gerigte eind van het kokertje is niet gesloten, en
kan door middel van drie puntige naar elkander gebogen kleppen ge-
Fig. 4. opend worden, bij Fig. 4. Welligt dient deze opening, behalve als
doortogt voor den Vlinder, tot inlating van lucht en tevens voor de
Rups, om zich van hare drekstoffen te ontdoen, want bij het openen
der
van het tweede gezin der eerste bende P. VIL Tab. X X V III. 117
der kokers, is de binnenzijde geheel zuiver en als gepolijst. Het
schijnt uit een stukje boomschors vervaardigd te zijn en te zamen gerold,
met een uitstekend randje of naad verbonden, zoo als de afbeelding
aantoont. Sommigen dezer kokertjes zijn vrij sterk behaard. Wanneer
een kokertje van het blad genomen, bij de driekleppige opening
zachtjes wordt toegeknepen, komt de Rups te voorschijn, en daarmede
voorzigtig voortgaande, verlaat zij eindelijk hare woning geheel en al,
en laat zich aan een draadje zakken.
§• 4- -
De Rups bij Fig. 5 in hare natuurlijke grootte afgebeeld, geeft Fig. 5.
dadelijk blijken dat zij met -geweld uit hare natuurstaat is gedreven;
zij kromt de kop naar beneden, heen en weder zoekende, kruipt
langzaam als eene Worm of Made voort, doch .sterft eindelijk. De
gedaante en sieraden der Rups zijn duidelijker te zien bij de vergroote
afbeelding, Fig. 6; ofschoon de voorste pooten hier zigtbaar zijn voor- Fig. 6.
gesteld, zoo zijn zij te kort, om buiten het ligchaam uit te steken,
terwijl de vier paar buikpooten naauwelijks, als kleine knobbeltjes, te
onderkennen zijn; zij heeft dan ook die ledematen niet noodig, daar
zij zich alleen van hare voorpooten ter verplaatsing bedient.
§• 5-
Hoe de Rups in hare donkere kluis zich ontwikkelt, of zij van huid
verwisselt als andere Rupsen, en wat dies meer zij, is onmogelijk
waar te nemen; het eenige bewijs dat zij tot den staat van Pop is
overgegaan, doorgaans in den loop van de maand Junij, bestaat daarin,
dat de ronde opening, met een hecht Spinsel gesloten is.
Hoogst moeijelijk is het de taaije zelfstandigheid van het kokertje
onder het Microskoop te openen, om de Pop er gaaf uit te nemen.
Het moet doof de werking van zeker vocht zijn, dat de Rups de stof
waarvan zij hare woning vervaardigt, bijna onverbreekbaar, en tevens
taai, als leder, weet te bereiden; is men eindelijk na veel geduld en
inspanning, gelukkig er in geslaagt, blijkt het, dat de Rups zich heeft
omgekeerd, alvorens tot Pop over te gaan, en de kop naar de driekleppige
opening gewend heeft.
Deze. Pop is bij Fig, 7 in natuurlijke grootte afgebeeld, en is zeer Fig. 7.
levendig van aard, met het vermogen zich te kunnen uitrekken, want
nog in het kokertje zijnde, en de afgestroopte .Rupsenhuid weggenomen,
ziet men hét staarteinde nu en dan, bij den rand der ronde opening
om terstond weder geheel en al, in de schaduw te verdwijnen.
De gedaante der Pop is duidelijker, bij Fig. 8 te zien, de smalle Fig. 8.
vleugelscheden en die der sprieten, strekken zich tot aan het staarteinde
uit, op den rug is zij bruin van kleur. Het staarteinde, bij Fig. 9 Fig. 9.
Eea sterk