ren kennen. Het draagt in het Latijn den naara van Noctua (Amphi-
pyra) Tragopoginit, naar alle gedachten afgeleid van het kruid Trago-
pogon Pratense ( Boksbaard) , waarmede zich de Rups,, benevens
eenige andere soorten van kruiden en gewassen, voedt.
De naam van Boksbaards Vlinder is mij derhalve het geschiktste
voorgekomen.
§• 2.
Door de goedheid van den WelEd. Zeer. Geleerden Heer van meden-
Fig. i. bach de rooy, Med. Doet. te Nijkerk, werd de Rups bij Fig. t. op
Tab.XIII. Tab, XIII volwassen afgebeeld, door tusschenkomst van de Uitgevers, mij
toegezonden, omtrent de helft van de maand Junij, op Pieterselie gevonden.
De Rups liet evenwel dit kruid onaangeroerd, en van de menigte
bladeren van verschillende kruiden en gewassen haar voorgelegd,
verkoos zij het blad Van de Ridderspoor (JDelphinium d atum}, waarop
ik haar heb afgebeeld. Het is waarschijnlijk dezelfde Rups bij
rosel, lilde Deel, Tab. 7 1 , afgebeeld, die haar in de maand Junij
op een Pruimenboom vond, terwijl zij even gretig Kwetzenbiaderen
nuttigde, en kleeman vond haar op een Wilgenboom, ofschoon bois-
duval opgeeft, dat de Rupsen tot het Genus Amphipyra behorende,
zich uitsluitend met kruiden en gewassen voeden. Evenwel is het
meer dan waarschijnlijk, dat onze Rups zich niet tot eene en dezelfde
plant bepaald.
Van hare levenswijze heb ik weinig kunnen opteekenen, alzoo zij
zich des anderen daags reeds ter verandering schikte. De vijf witte
liniën op eétien heldergroenen grond, waarmede de Rups van den kop
tot aan de staart overtogen is, geven haar een sierlijk voorkomen.
Zij is tamelijk snel in hare bewegingen, en hield zich meestal bij de
stelen der bladeren op, zich zoowel over dag als des avonds voedende,
eene eigenschap niét zoo algemeen bij de Rupsen der Noctuae.
W 3-
§• 3-
Het Spinsel dezer Rups, Fig. 2 , heb ik van de onderzijde gezien, Fig. 2.
voorgesteld, alwaar eenige verdorde bladeren in geweven zijn, welke
op de aarde in de suikerflesch lagen, zoodat de Rups zich op de
oppervlakte der aarde een digt weefsel vervaardigt, geheel met aard-
klompjes overtogen, waardoor het zeer moeijelijk te onderkennen is.
§■ 4-
Na verloop van eenige dagen het Spinsel voorzigtig openende, vond
ik er een Pop in, bij Fig. 3 afgebeeld, van eene bruinroode kleur, Fig. 3.
die zich zeer levendig bewoog en glanzig was.
Vroeger maakte ik gewag dat het beste kenteeken der zoo veel op
elkander gelijkende Poppen der Noctuae, in de verschillende gedaanten
en vormen van het staarteinde bestond, om die reden heb * ik zulks
bij Fig: 4 vergroot vertoond.
Den 18 Julij had ik het bijzonder genoegen de uitgekomen Vlinder
te mogen beschouwen, welke ik dadelijk herkende als Amphipyra
Tragopoginis. In den eersten opslag is de eentoonige kleur bruinachtig
grijs, niet zeer bevallig, waarmede de geheele Vlinder overtomen
is; doch de seboone gloed die over de vleugels, zeer digt met
vederstof bedekt, verspreid is, en die de heerlijkste purper, rood,
blaauw en goudgloed aanneemt, wanneer de stralen der zon in eene
schuinsche rigting over hem vallen, geven het Insekt eenen luister
die onmogelijk met doode verwen kan worden nagebootst.
Fim. 5. stelt den Vlinder in eene zittende houding voor, de lange Fig. 5.
haarvormige sprieten naar achter geslagen, terwijl Fig 6. denzelven Fig. 6:
vliegende voorstelt.
NN 2 Het