112 N A C H T - V L I N D E R S .
1846, door de goedheid' van den Heer de vries, eene vijfde soort
te leeren kennen, door van zijn Ed. eene teekening te ontvangen van
Rupsen, buiten Zutphen door zijn Ed. gevonden op de Scrophularia
nodosa. Deze Rupsen, ofschoon groote overeenkomst hebbende met
die der Verbasci, zijn toch bij naauwkeurige .vergelijking daar van verschillende
, en naar aanleiding der Plant waarop1 zij gevonden waren,
meenden wij die te moeten houden voor die der Cucullia Scrophu-
lariae, en noemen alzoo den Vlinder naar het voedsel der Rups de
HELMKRUID-VLINDER.
§• 2.
Het was in het laatste der maand Mei, dat de Heer de vries
deze Rupsen gevonden had; zij hadden toen de grootte als bij Fig. 1
Tab. XXVII.en 2 op Tab. XXVII zijn voorgesteld; zij groeiden langzaam, en
Fig. i en 2. na nog twee of drie maal verveld te zijn, bereikten zij hare vollen
Fig, 3 en 4. wasdom, en vertoonden zich toen als bij Fig. 3 en 4 , stellende
Fjg- 3- Fig- 3 eene Rups voor in rustende houding, en Fig. 4 daarentegen in
Fig- 4- den loopenden uitgerekten stand.
S- 3-
De Heer de vries had toen de goedheid ons met zijne teekening nóg
twee dezer Rupsen te zenden; dit was in de maand Julij, en nadat
de Rupsen bjj ons nog.een paar dagen van de Scrophularia gevreten
hadden, kropen zij in de aarde, om daar'de -gedaanteverwisseling te
ondergaan.
Nu
van het tweede gezin der eerste bende P. VII. Tab. X X V II. 113
Nu de Rupsen niet willende storen, lieten wij de aarde stil staan
tot in het laatste der maand Augustus, en toen die doorzoekende,
vonden wij kort onder de oppervlakte in een luchtig Spinsel eene gave
Pop, de andere Rups was onveranderd gestorven. Bij Fig. 5 is deze Fig. 5.
Pop afgebeeld.
§• 4-
Tegen het einde der maand Mei des volgenden jaars, ontwikkelde
zich uit onze Pop een Vrouwelijke Vlinder bij Fig. 6 op de Plaat Fig. 6.
afgebeeld, terwijl Fig. 7 de afbeelding voorstelt van een’ Mannelijken
Vlinder, naar een Exemplaar uit de rijke Verzameling Europesche Vlinders
van den WelEdelen Heer a. j . d’ailly, zijnde beide de Vlinders
geteekend door den WelEdelen Gestrengen Heer q. m. r . ver-huell
te Rotterdam, waarvoor ook wij aan Hun Ed. onzen dank betuigen. .
Dat deze Vlinders zich maar éénmaal in het jaar vertoonen, lijdt
geen twyfel.
Alvorens deze Verhandeling te eindigen, willen wij nog met een
enkel woord op de voornaamste punten van onderscheid wijzen, tus-
schen den tegenwoordigen Vlinder en de Verbasci, met welken hij in
leefwijze en uitwendig aanzien in alle zijne standen, zoo veel overeenkomst
aanbied.
Zoo is dan het onderscheid in de Rupsen zeer gering; die van
de tegenwoordige soort, schijnen minder geel te zijn dan die van
Dda den