hier voor, is de beschrijving van een Rupsensoort, na verwant aan het
Genus Pshijche (Zakkedrager), terwijl het Insekt dat ons thans zal
bezig houden, tot een geslacht behoort, eene geheel verschillende levenswijze
volgende, en onder den naam van Mineer-Rupsen bekend is,
en wel omdat zij als het ware, in een blad tusschen de vliezen, kronkelende
Mijnen vormen, waarin zij zich, met het merg voedende, heen
en wéér bewegen. Ik zal mij onthouden te herhalen wat ik bij den,
aanhef der bovenvermelde Verhandeling opmerkte; het is hier ten vollen
toepasselijk op het overschoone Insekt, zoo in den staat van Rups
als in dien van Pop en Vlinder, dat ons thans zal bezig houden. Ik
heb geen beter naam voor onzen Vlinder kunnen bedenken dan het
bonte Goud-Vlindertje.
§ 3-
Wanneer de bladeren der Eikenboomen ontwikkeld zijn, doorgaans
in het begin der maand Mei, ziet men sommige jaren vrij menigvuldig,
Tab.XXXIV. slangsgewijze licht gekleurde figuren er op geteekend. Tab. XXXIV,
Fig. i. a. fig. i , bij a , dat niet anders zijn dan het dunne bovenvlies, waaronder
het merg is afgeknaagd, door Rupsen die al voortkruipende het
merg tot voedsel hebben genuttigd, niet zelden treft men op een blad
twee, drie en meer Rupsen aan, die in hare jeugd licht groenachtig
geel zijn, bijna volwassen zijnde, omtrent het einde der maand Junij,
houden zij op, zoogenoemde Mijnen daar te stellen en leven alsdan
Fig. ï. onder een groot vlies, zoo als fig. i aanwijst, waaronder de harde
kleur der Rupsen zigtbaar is, deze hare ruime woning is geheel en al
gesloten, zoodat de drekstoffen der Rupsen er in verblijven.
Fig. 2. Eene zoodanige Rups is bij fig. a afgebeeld, hangende aan een
draadje, hare woning verlatende, zich ter verandering naar elders begevende.
Dwingt men de Rups voor dat zij die natuurdrift gevoeld,
met geweld, zich in de vrije lucht te begeven, wordt zij spoedig eene
prooi van den dood.
Om
r
Om al het schoone onzer Rups aanschouwelijker te maken, heb ik
haar bij fig. 3 vergroot voorgesteld. Met hare levendig roode en oranje Fig. 3.
ringen, wekt zij de bewondering op, van den gevoeligen Natuuronderzoeker
, die ook hier de grootheid Gods, in de minst geachte schepselen
ontwaard, nog meer uitkomende bij de sterkere vergrooting der
drie eerste ringen bij fig. 4, zij is zeer levendig van aart en loopt snel Fig. 4.
onder het dunne vliezige dak harer woning rond.
§• 5-
Wanneer de tijd gekomen is dat zij hare gedaanteverwisseling moet
ondergaan, verlaten de meesten het blad, dat hen tot woning en voedsel
heeft verstrekt, enkele verlaten het niet, en spinnen zich op het
blad in, de meesten laten zich aan een draadje na beneden, om tusschen
mos tegen boomstammen of elders, eene bekwame plaats te
zoeken zich naauwer in te sluiten, ten einde met meer rust en zekerheid
in de weerlooze staat van Pop, eene gedaante-verwisseling af te
wachten, en als Vlinder de lucht te doorklieven, zij is daarmede gedurende
drie dagen ijverig bezig, tot dat het sneeuw-witte Spinzel,
zoo digt is dat de Rups er flasuw., door heen schijnt bij fig. 5. Na Fig. 5.
verloop van ongeveer drie dagen, veranderd zij in eene Pop, bij fig. 6 Fig. 6.
in natuurlijke grootte, afgebeeld, zeer bevallig is dit hulsel met het
gewapend oog beschouwd, zoo als uit fig. 7 en 8 blijkt, de eerste Fig. 7 en 8.
stelt de Pop van ter zijde gezien voor, de schilden der Antennes,
strekken zich verder, dan het staart-einde uit, terwijl die, waarin de
lange achter-pooten besloten zijn, de lengte van het ligchaam der Pop
hebben, de Pop op den rug gezien- fig. 8 , doet de roode ringen meer Fig. 8.
uitkomen, zij is bijzonder levendig en wenteld zich, heen en weer,
tot zij op de buik liggende, het achterlijf alleen snel heen en weer
beweegd.
§. 6.
Na verloop van ongeveer drie weken komt de Vlinder te voorschijn
in eene rustende houding, bij fig. 9 voorgesteld, eenigzins met het Fig. 9.
L 1 2 voor