ding en beschrijving van dit Insekt te meer volkomen voor
uw geacht werk te kunnen aanbieden; deze eitjes aanvankelijk
Fig. 1 a. geel van kleur, zie bij fig. l a , worden zeer spoedig rood b, enden
Fig. b. c. 31 Mei reeds potloodkleurig c, zoodat het uitkomen derzelve,
tegen mijne verwachting, wel zeer nabij scheen te zijn. Doch zóó
nabij had ik dit evenwel niet gedacht te zullen zijn, dat ik den
2den Junij, daar wederom na ziende, de jonge Rupsjes niet alleen
reeds gebaren, maar zelfs, tot mijn groot leedwezen, alreeds weder
gestorven zoude vinden, zoo als intusschen werkelijk het geval was.
Ik maakte van deze kleine, bijna onzigtbare en koolzwarte diertjes,
van welke het staartpunfje nog niet kennelijk te Onderscheiden was
Fig. d. eene afbeelding d , doch vond mij verstoken van de verdere levensloop
van dit Insekt bij derzelver opvoeding waar te nemen , hetgeen
ik te meer betreurde, toen ik de bovengemelde Vlinder in Augustus
ving, die toch wel niet van de vooijaars-teelt kon overgebleven
* zijn. Met juistheid kan ik dus den loop eener tweede teelt bij dit
Insect niet bepalen en mededeelen; doch vermeene, uit aanmerking
van den spoedigen wasdom der vroeger door mij gevondene Rupsen,
te mogen opmaken, dat de bij mij uit de eijeren gekomene Rupsjes,
in het begin van Julij volwassen hadden kunnen zijn geworden,
dat daaruit in het laatste dier maand, of begin der volgende, Vlinders
hadden kunnen voortkomen, die wederom, naarmate van een
meer of minder voorspoedig saisoen, in Augustus of September
volwassene Rupsen opleveren, uit welke op den boven vermelden
tijd in Mei Vlinders te voorschijn treden. Mogt ik hieromtrent later
meerdere zekerheid bekomen, zoo zal ik het gaarne den liefhebbers
mededeelen.