vleugeld Insect, in besloten ligt. Het staarteinde dezer Pop, bij
Fig. 2 3 . Fig 2 3 nog sterker vergroot, is van een klein haakje voorzien.
§ 1 0 .
Omtrent 2 0 Janij , en zelfs tot in Julij, kwamen de Vlinders
te voorschijn. In den beginne drie wijfjes, fittende met de voor-
Fig. 1 8 . ste pooten op den koker geklemd, bij Fig. 1 8 ; de lange eijerlegger
Fig. 1 9 . in den koker verborgen. Fig. 1 9 stelt het in natuurlijke grootte,
Fig. 20. en Fig. 20 vergroot voor; bij a de kop sterker vergroot, om de
(a) sprieten duidelijker te onderscheiden.
Fig. 2 4 . Een paar . dagen later zat een mannetje, als bij Fig. 2 4 ,
Fig. 2 5 . op den zak, met de sprieten naar voren gerigt. Fig. 2 5 is
de afbeelding van een vliegend mannetje, in natuurlijke grootte ;
Fig. 2 6 . bij Fig. 2 6 vergroot. Wanneer de Vlinder nog niet gevlogen heeft,
is de kleur der vlerken bruin goud-glanzend en zwartachtig, naarmate
de lichtstralen er op vallen, hetgeen hem welligt den naam
van Nitidella, Glinsterend heeft verworven. Deze schitterende kleurschakering
verdooft spoedig door het vliegen, en wordt grijsach-
Fig. 2 5 . tig bruin (Fig. 2 5 ) , doordien de schubben, zeer los zittende,
spoedig afochilveren, en de, vleugels naakt en vliesachtig doen wor-
Fig. 2 7 . den. Het adergestel is bij Fig. 2 7 vergroot voorgesteld. De anten-
Fig. 2 8 .nae of sprieten zijn dubbel gekamd (bij Fig. 2 8 ).
§ 11-
Ik had opgemerkt, dat het ledige Poppenhulsel der mannetjes
vrij ver uit den koker naar builen geschoven was, terwijl dat der
wijfjes even zigtbaar en bij sommigen geheel en al onzigtbaar was
(zie Fig. 1 4 ). Later bevroedde ik reden van dit verschil
van uitkomen bij de beide geslachten. Meer mannetjes vlogen nu
in de flesch rond; ik sloeg deze bewegingen naauwkeurig gade,
en zag, dat de mannetjes door het snel rondvliegen eénen luchtstroom
vormden, waardoor de wijfjes schenen te ontwaken, en in
plaats van den eijerlegger verborgen te houden, dien uitstaken, in-
en uitschoven, als een verrekijker, even als ik vroeger bij de Wis-
mot (*) had waargenomen, en als rondtastende beWogen, als bij
Fig. 2 9 . Fig. 2 9 . Van de paring ben ik geen ooggetuige geweest, en
kan derhalve dat gewigtig punt in de geschiedenis van het Insekt
niet
(*) V ijfd e D e e l, 4 6 " V e rh a n d e lin g , alw aar ik een gelijksoortige eije rleg g e r ver-
g ro o t h e b voorgesteld.
niet beslissend vaststellen. Evenwel zag ik des avonds een der
mannetjes zeer nabij een wijfje op een der kokers zitten; beiden
waren onbewegelijk; welligt had het paren reeds plaats gehad en
was van korten duur geweest. De beide Insekten nog eenigen tijd
in het oog houdende, zag ik eindelijk het mannetje duizelend, half
vliegend nedervallen, en wankelende, als krachteloos tegen het glas
opkruipen.
Uit het hier medegedeelde meen ik echter niet zonder grond te
mogen afleiden, dat de voortteling ook bij dit geslacht op de gewone
wijze plaats heeft.
Den volgenden dag was dit zelfde wijfje, en vervolgens meest
allen, met drift werkzaam, om met den eijerlegger de opening van
den koker te zoeken, en ik begreep nu, waarom het Poppenhulsel
der wijfjes niet buiten den koker stak. De lange eijerlegger en het
achterlijf kon er nu geredelijk indringen, om zich van de eijeren
in de ledige Pop te ontlasten.
Na verloop van eenige dagen, toen de mannetjes reeds gestorven
waren, lieten zich de wijfjes, geheel vermagerd, vallen, en deelden
in ‘hetzelfde lot.
§ 12-
Ik opende nu een dezer kokers, en had mij het van boven
opengescheurde Poppenvlies niet overtuigd, dat het daarin vroeger
besloten Insekt er uit was gekropen, dan zou ik de Pop voor gaaf
gehouden hebben, zoo zeer was zij geheel en al met eijeren opgevuld.
Toen ik de Poppenhuid vaaeengespleten had, vertoonde zij zich
als bij Fig. 3 0 vergroot is afgebeeld, terwijl een E i, sterker Fig. 3 0
vergroot, bij Fig. 3 1 is voorgesteld. Fig. 3 1
Ik legde deze met eijeren gevulde Pop in een doosje. Na verloop
van tien a twaalf dagen, zag ik een bijna onmerkbaar Rupsje op
de Pop kruipen, zonder spinsel omgeven. Ik boog het vlies verder
vaneen, en ontdekte nog meer Rupsjes, gedurende twee dagen uit
de eijeren breken, bij Fig. 3 2 in natuurlijke grootte * bene- Fig. 3 2
vens een Eitje afgebeeld. Bij Fig. 3 3 , een pasgeboren Rupsje, Fig. 3 3
vergroot.
Zij begonnen zich weldra met een zeer dun weefsel te omspinnen,
zich daarin rondwendende, het te verdikken, en de tusschen
de eijeren liggende haren van het achterlijf der moedervlinder er
in te mengen, zoodat het Rupsje onzigtbaar werd, even als ik zulks
bij de pas uit het ei gekomen Rupsjes van Talaeporia pseudo-bom-
bycella liad waargenomen, welke echter, uit gebrek aan voedsel,