Eenige ja ren geleden, deelde mijn overleden vriend A. J . d’Aielt,
mij zijne aanteekeningen over d it Vlindergeslacht, hoofdzakelijk de
soort Ps. nitidella m e d e , en daar ik v ro eg er, zoo als boven vermeld
is, d it Insekt bestudeerd b a d , was ik in staat; hem eenige
naa r de n a tn n r geteekende afbeeldingen aan te bieden (“). d’Ailly
had vooral zijne aandacht gevestigd op de levenswijze van h e t Insekt
en wilde de onzekerheid over de wijze van bevruchting zoo veel
mogelijk ophelderen. Het is toch algemeen b ek en d , d a t eenige Entomologen
hardnekkig bleven beweren, d a t sommige wijfjes, zonder in
aanraking met mannetjes gekomen te zijn, bevruchte eijeren zouden
hebben voortgebragt, en als een voorbeeld van deze verhouding
vooral h e t geslacht Psyche aanvoerden.
Wanneer Natuuronderzoekers van erkenden waarheidsz in, eene
in haren aa rd zoo zonderlinge stelling blijven verdedigen, mag wel
de gedachte opkomen, of de waarnemingen, waaruit de stelling
w o rd t opgemaakt, wel met genoegzame zorg hebben plaats gehad,
en gaarne erken ik mij aan te sluiten aan h e t gevoelen van d’Aiijlt,
d a t h e t ongerijmd schijnt, d a t de N a tu u r bij de "Vlinders eene zoo
vreemde uitzondering op eenen bijkans algemeenen regel zou toe
gelaten hebben.
Heeft men den levensloop dezer in h e t verborgen levende Insek-
ten inderdaad naauwkeurig genoeg nagegaan? Zou welligt het
verdwijnen d e r vleugellooze wijfjes, nada t zij eenige dagen op den
ko k er, waaruit zij waren voortgekomen, gezeten hadden, n ie t bij
sommigen h e t denkbeeld gewekt h eb b en , dat zij in hare woningen
zonder in gemeenschap met mannetjes te zijn geweest, waren te ruggekropen,
zich van hare eijeren. ontdeden en stierven, en h e b ben
evenwel deze gewaande onvruchtbare eijeren Rupsen voortge
b rag t? Heeft men over h e t hoofd gezien, d a t deze afwijking van
den gewonen loop d e r n a tu u r n ie t kan worden toegekend aan
Vlinders, in eenige opziglcn zeer verwant, w at h e l geslachtsverschil
aangaat, want ook daa r zijn de wijfjes vleugelloos, slechts met het
o nderscheid, d a t zij in de vrije lu ch t leven, als Orgyia antiqua,
Org. gonoshgrna (j-) en een aantal ande re soorten, waarvan de
snelvliegende mannetjes met een voor ons geheimzinnig zintuig begaafd,
de logge, vleugellooze wijfjes weten op te sporen, waar deze
ook
(*) Zie de V e rh an d e lin g van A. J . d’Ailly, in h e t Tijdschrift voor Wis- en
Natuurk. Wetenschappen, door d e E e rste Klasse van h e t voormalig K o n in k l. Ned.
in s titu u t o p g en om en , III D e e l, aflevering 4. A an teek en in g en om tren t he t Vlin d er-
gesla ch t P sy c h e , bijzo n d er Ps N itid e lla , en beschouwing d e r wijze van v o o rlie d e n
d a a rv an . Zie alm ed e Kunst- en Letterbode, 1 8 A u g u stu s 1 8 4 8 , b h 1 0 0 .
( t ) b r g . a n tiq u a , II D e e l, 2 3 ' V e rh an d e lin g , Org. g o n o stigm a , I I I D e e l, 2*
e n 3« V e rh an d e lin g .
B B d e f e c t e n zijn h et ju ist de Vlinders, die h e t meest door
deze n a tu u rd rift beheerscht w o rd en , daa r de mannetjes me t alleen
me t aan spelden gestoken en h alf doode individuen p a ren , maar
“ok h e t paren zich u itstrek t to t bastaard-vermengingen met andere
soorten zelfs in andere geslachten. En waarom zou onze Psyche
soorten, • g Veelvuldig werden waarnemingen voor en
■ ■ R H ^ r u c h t b a a r h e f d der wijfjes van Psyche aangevoerd
Scbeeee heeft duidelijk aangetoond, d a t al de w ijtje sv a ri
? Vlindersoort zonder door de mannetjes bevrucht te zijn, of Kg
h e t geheel geenë, of slechts windeijeren hebben afgezet, waaruit
waargenomen : u it een aantal
Rupsen had hij n ie t dan wijfjes v e rk reg en ; eemgen verlieten de
zakken n ie t; anderen kropen e r u it, en k ropen e r wederom in.
a f h a d d e n M Ê M waaruit1 echter = ■ ■ ■
het“ ' H | R zak en dikwijls in de Pop h are eijeren afzet,
doch eene paring is noodig; waartoe zou anders h e t mannetje ge-
SC^Het'tegenovergestelde gevoelen is onder anderen door den scherpzinnigen
g0CHSENHEgiMEE v erd ed ig d ; in zijne M M M IM i
, i* ua WÊ chvinff flft nroeveu a a n , welke rossi genomen neen,
die me!' alle mogefijke v a rz o rg e n de I B
in afgezonderde vertrekken' onder glazen klokken plaatste, en waar
n am , d a t zij zonder gepaard te zijn geweest, vruchtbare eijeren
16 Deze proeven zijn later door sommee B h H B H H E n '
tom Th . I, pag. 21) wederlegd, waarop Doet. speijee la ter is te rug •
M m Ê Ê M M Ê m der Entom. Zeilung door de Eutoin. W j
« g p W M É uitgegeven); bij gebrek aan eigene waarnemm-
een verzekert hij, hoe ongdoovelijk en zonderling h et ook schijnen
moge, d a t e r bij hem geen twijfel meer b e s ta a t, d a t wijfjes, zond
e r ëepaard te zijn geweest, ten minste | twee opvolgende gene-
raben8 vruchtbare eijeren voortbrengen. Zorgvuldige p ro ev tm n ie t
ÜlI
m i
S m ɧ
(*) Bij v oorbeeld Liparis Dispar. 111 Deel , 2« e n 3«
w ordt van deze n a tu u rd rift m e ld in g gemaakt.
V e rh an d e lin g . Aldaa