§ 2 .
Tab. XXXIX, Den 2 4 Augustus vond ik de fraaije Rups, afgebeeld bij Fig. 1
Fig. 1. op Tab. XXXIX, in eene heiachtige streek op Genista scoparia,
nabij Arnhem; bare schoone, hoog gele kleur, gestrekt zittende
langs een takje van dat gewas, viel mij dadelijk in het oog.
Dezelfde plaats nogmaals bezoekende vond ik de andere Rups bij
Fig. 2. Fig. 2 afgebeeld, ofschoon de beide Rupsen van kleur verschilden,
kwamen de hoofdkenteekenen overeen, bestaande uit boogvormige
streepen op iederen ring, die zich op het midden van den rug (naar
achteren gewend) bij iederen ring vereenigen, even zoovele scherpe
hoeken uitmakende; boven in het midden van de bogen is een
klein, donker streepje, terwijl de zijden-streepen langs de geheele
Rups bleek geel zijn.
Mijne Rupsen waren bijna volwassen; ik ging voort haar dagelijks
versch voedsel te geven, toen den 12 September de eerste
gedurende den nacht verdwenen was. Eenige dagen later was ook
de tweede almede in de aarde gekropen.
Volgens eorkiiausen zouden de jonge Rupsen geelachtig groen zijn,
vervolgens donkerder van kleur worden, en eindelijk hoog geel.
Fig. 2. De groene Rups Fig. 2 strekt ten bewijze, dat de gele kleur niet
standvastig is. Zij zijn traag en laten zich, gestoord wordende,
vallen, blijven eenigen tijd in eene gekromde houding liggen, kruipen
dan weder langzaam naar boven en blijven gedurende den dag
in dezelfde houding zitten, zich alleen des nachts voedende; eene
eigenschap van meer Rupsen-soorten, waaruit Nacht-Vlinders voortkomen.
§ 3 .
In het laatst van October de aarde in de suikerflesch zorgvuldig
onderzoekende, vond ik in Spinsels met aarddeelen gemengd,
Fig. 3, schoone, licht bruine, glinsterende Poppen, Fig. 4 . Hare Fig. 3 en 4 .
bewe'gingen deden mij de hoop voeden, de schoone Vlinders, die
ér in besloten lagen, te zullen mogen aanschouwen, daar de exemplaren,
in mijne verzameling berustende, verbleekt waren.
Het doelmatige om de staart-einden der Poppen, voornamelijk die
der Noctua, vergroot af te beelden, heb ik meermalen aangepre-
zen, daar dit doorgaans kenteekenen oplevert, om de verschillende
soorten van Vlinders, die er uit voortkomen, te onderscheiden. Bij
Fig. 5 is dat gedeelte van onderen gezien voorgesteld, terwijl Fig. 6 Fig. 5 en 6.
eene nog sterkere vergrootiDg van het uiteinde der Pop van boven
gezien, de twee haakvormige spitsen, benevens de twee bultjes aan
weèrskanten van het staarteinde, zeer goed te onderscheiden aantoont.
§ 4 -
Steeds zorg dragende mijne Poppen aan een’ zachten regen bloot
te stellen, had ik het genoegen den 22 Mei den eersten Vlinder,
aan een takje zittende, te zien, zoo als bij Fig. 7 afgebeeld is, met Fig. 7 .
de sprieten verborgen en den kop naar beneden gedoken. Twee
dagen later kwam de andere Vlinder te voorschijn, en tevens het
bewijs dat mijne Rupsen gelijksoortig waren geweest.
Mijne Vlinders waren van beider geslacht. Het verschil in kleurschakering
is echter zóó gering, dat het niet merkbaar is en alleen
bestaat in eene meerdere dikte van het achterlijf. Fig. 8 stelt een’ Fig. 8.
vliegenden mannelijken, en Fig. 7 een’ rustenden vrouwelijken Vlin- Fig. 7 .
der voor.
Qq 2- § 5 .