§ 6.
Er verliepen voorts weder negen jaten, zonder dat ik bij mijne veelvuldige
nasporingen, Rups of Vlinder van de Xanthoeeros ontdekte,
want het was eerst in het laatste der maand Junij 1851* dat ik , andermaal
nagenoeg op dezelfde plaats, een paar Rupsen, toen ten halve volwassen
mogt vinden, die zich ook wederom in Julij, (een derzelve op den
I0den dier maand,-) aan een stukje Eikenhout insponnen, doch uit beide
van welke zich in dit Jaar 1852 geen Vlinder ontwikkelde, zijnde de
Poppen tot mijn leedwezen gestorven. Men moge het er dus voor
houden , dat deze Vlindersoort onder de hier te lande zeldzamen behoort;
en daar ik mij dus niet voorstelde vooreerst meerdere bijzonderheden
daarvan te zullen kunnen opsporen, meende ik de mededee-
ling van het geen ik omtrent 'dezelve waarnam, niet langer affn mijne
mede Liefhebbers der Entomologie te mogen onthouden.
Dat deze Vlinder zich slechts éénmaal in het Jaar vertoont, en de
Rups zich niet anders dan op Eikenboomen onthoudt, meen ik overigens
dat genoegzaam uit mijne waarnemingen is op te maken.