NACHT-VIINDERS Tweede Gezin TWEEDE B E N D E .
ssë
NEDERLANDSCHE I1VSEKTE1V,
BESOHRETEN EN AFGEBEE1D.
HETENDE DEEL.
NEGENTIENDE VERHANDELING
OVER DE
N A C H T - V L I N D E R S ,
van h e t tw e e d e g e z in d e r tw e e d e b e n d e .
DE SPRINGKRUID-VLINDER.
P. V IL Tab. XIX.
I n het laatst van Augustus of begin van September 1839, vond
ik het eerst eene Rups van dezen fraaijen en mij toen nog geheel
onbekenden Vlinder, gelijktijdig met eenigen van N. Lucipara (afge-
beeld 4e Deel, Tab. XIX.) op Impatiens Nolimetangere, of bet
zoogenaamde Europisch Springkruid, in eene drooge sloot, niet ver
van mijne woning te Empe, bij Zutphen, groeijende, en welk bevallig
en teeder gewas door mij op nevensgaande Tab. XIX, met Tab. XIX.
de Rups bij Fig. 2 is afgebeéld. Dezelve scheen mij toe volwassen teFig. 2-
zijn, zoo als ook bleek, daar zij weldra, tusscben eenige verdorde
bladeren , in een aardig Popje veranderde, afgebeeld bij Fig. 3 , het-Fig. 3.
welk den daarop volgenden Winter bleef overliggen, en mij in Junij
V .. ; 1840