BESCHREVEN EN AFGEBEE1D.
ZEVENDE DEEL.
VIJFTIGSTE VERHANDELING,
OVER OE
N A C HT-V L I NDE E B ,
van het tweede gezin der tw e ed e bende.
DE BERKEN EENSTAART.
P. V IL Tab L.
§ 1-
Het- d ie rtje , d a t h et onderwerp van d it laatste stukje van h e t
Zevende Deel u itmaak t, is zoowel door den Heer de graaf, als door
den Heer van eyndhoven met bijzondere zorg en stu d ie waargenomen.
Van den laatstgenoemde heeft de Redactie de fraaije teekening o n tvangen,
waarnaar Plaa t L op steen is gebragt. Het k omt ons voor
de geschiktste wijze van handelen te zijn, wanneer wij de ons m e degedeelde
aanteekeDingen, onvermengd en afzonderlijk gehouden, op
elkander la ten volgen. De Heer a . j . van eyndhoven schreef ons het
v o lgende:
§
>»’t Was in Mei 1838, dat ik te Empe voor ’t eerst een manne-
lijken Vlinder dezer soort ving. Op 2 1 September (het jaar heb ik
verzuimd aan te teekenen) vond ik aldaar eene Rups, zittende op
de vervelling op de bovenzijde van een berkenblad. Ik kon deze
Rups, hoeveel gelijkenis zij er ook mede hebben mogt, niet voor
die van Platypteryx curvatula Tr. (*) houden en herinnerde mij dat
------------------- ik
(*) Z ie D e e l I I , 4 d e s tu k , T a b . X I I v a n d i t w e r k . A ld a a r v e rk e e rd e lijk
Faleataria g e n o em d , 5t g e e n in d e v o o r r e d e v a n D e e l IV in H u b n e r ’s b e n am in g
Harpagula is v e r a n d e rd . D e d a a r a fg e b e e ld e s o o r t is Platypteryx Curvatula, Lasp,
B b b .
m
m
I m\
■**ji
d ia
sM a l
■£M\ IÉ PßlSal
tömftf\l
É ||
m
m
Spil
ylüili