17 8 N A C H T - V L I N D E R S
Dit stilzitten, zoo wel als ”t overige voorkomen der Rups, de, hoewel
flaauwe, toch eenigzins gelijkvormige teekening van moskleurige
vlekken, die als door het bruin heen schemerden, de volkomen gelijkheid
der teekening van den kop (zie bij Fig. 4.) en van de plaatsing
der pooten, met de vroeger mij ter hand gekomene Rupsen, in hetzelfde
jaargetijde, in hetwelk ik mij weder bevond, deed mij dadelijk
deze Rups voor eene van dezelfde soort houden en zeer verheugd zijn
met mijne ontdekking. Ik zocht nog lang naar meerdere exemplaren,
doch ook ditmaal moest ik mij met dit ééne voorwerp te vreden stellen,
waarvan ik het voedsel nu wel voor goed meende gevonden te
hebben, Te huis gekomen zijnde, plaatste ik mijne Rups dus op een
frisch dennemakje, dan, hoezeer zij daarvan wel iets scheen te nuttigen
, zij was even traag en onverschillig in hare bewegingen als de vorige,
zelfs zoodanig, dat wanneer ik haar ter afteekening op een takje
stelde, zij als in een droom zich daaraan vastklemde en zoo bleef zit-
ten, tot dat zij, door aanraking gestoord, het hoofd even opligtte, om
straks daarna weder in denzelfden staat van gevoelloosheid te vervallen.
Fig. 4. De afbeelding Fig. 4. toont dezen droomerigen toestand en tevens hare
gestalte en kleur aan. Den 54ea October had zij nog niets van eenig
belang genuttigd, zoodat ik weder begon te vreezen haar als de vorige
te zullen verliezen. Den f>dea echter vond ik haar op den grond van het
glas liggen, sterk in één gekrompen en eenige draden gesponnen hebbende.
Spoedig gaf ik haar een stuk denneschors en wat aarde er b ij,
om haar in staat te stellen, des noods zonder te spinnen, tot pop over-
tegaandoch ’t een noch ’t ander gebeurde; zij kromp slechts meer en
meer