gevangen in de ravijn van den ijzeren spoorweg, de drie $, in teekening
overeenstemmende met het stuk door den Med. Doctor van medenbach de
root bij Harderwijk gevangen, en vermeld in de Bouwstoffen voor eene Fauna
van Nederland, pag. 225 No. 46 />. De eenigec? was ten minste aan de onderzijde
onbeschadigd. Daar deze soort gelijktijdig met Hipparchia Semele
vliegt, en beide Vlindersoorten veel op elkander gelijken, ben ik dikwijls
teleurgesteld, meenende Hipparchia Statilinus te vangen. Het komt mij niet
onwaarschijnlijk voor, dat welligt andere liefhebbers Hipp. Statilinus over
het hoofd hebben gezien.
Niet minder zeldzaam is de daar onder afgebeelde Pieris Daplidice, linn. nu
en dan in de provincie Gelderland gevangen ; (zie Bouwstoffen voor eene Fauna
van Nederland; p. 218, No. 5 a.
Eindelijk heb ik op den wijngaardrank, eene Pijlstaart-rups afgebeeld,
tot nog toe bij gemis van den Vlinder die er uit voortkomt, even twijfelachtig
als die in het IV D. pl. 33 is afgebeeld, waarmede zij wel
veel overeenkomst heeft, ofschoon zij echter door het gemis van het paar
oogvlakken op de vijfde geleding verschilt. Het kan niet wel eene afwijking
zijn der rups van Veilephila Elpenor, die ook op de wijndruif leeft;
deze heeft niet alleen die oogvlakken anders gevormd, maar bovendien op
de derde geleding de sporen van nog een paar dergelijke vlakken en een
omgebogen hoorntje op den laatsten ring; men vergelijke de Afbeeldingen
III, D. pl. 17 en Rösel I D. tab. V. Het voornaamste verschil bestaat in
den hoorn op de elfde geleding die bij D. Elpenor kort en naar beneden
omgebogen is, terwijl zij bij onze rups regt en puntig is, waardoor zij meer
op de rups van Deil. Celerio gelijkt; zie Rösel IV D. tab. VIII. ofschoon in
kleur verschillende. Mij komt het waarschijnlijk voor, de rups te zijn van
D. Celerio, nu en dan in ons vaderland in den staal van rups en in dien
van Vlinder aangetroffen.
J. C. SEPP en ZOON.
I N H O U D
DER
V IJ F TI Gr VERHANDELINGEN,
WAARUIT DIT
Z E V E N D E D E E L
BESTAAT.
Nederdui tsche Namen. L a t ij n s c h e N a m e n.
Nos. Zoo als dezelven uitgegeven zijn. Tab.
N. 301. Karmozijn Weeskind. , ., Pag. 1. Noctua Sponsa..................................... I-
302. Dennenknopsrups.. . . -- 5. Tortrix Buoliana.................................... IÏ-
30& Zèspennig Vlindertje . --- 9. Alucita Hexadactyla............................. III.
>304. Witte Eenstaart . . . -- 13. Cilix Spinula........................................IV.
305. Aegon Vlinder. . . . ----17. Lycaena Aegon . . . . . . . . V.
306. Bouwd/ragerije . . . . --- 21. Psecadia Eunerella.............................. VI.
307. Twijfelachtige Vlinder . ----25. Nonagria Sp?. . ............................VII.
308. Gerimpelde Vlinder . . --- 29. Macaria L itu ra ria ............................VIII.
309. Klaverblaadje . . . . ----33. Macaria Notataria.............................. IX.
310. Oranje-O-Vlinder. . . --- 37. Heliothis marginata................................ X.
311. Spaansch-groene Vlinder.----- 41. Geometra Aernginaria.......................... XI.
312.. Gevlamde Mot• Vlindertje.
x................................... 45. Plutella Porrectella.........................XII.
313. Boksbaard Vlinder . . ------ 49. Scotophila Tragopogonis . . . . XIII.
314. Papeg aaitje. . . . . -- 53. Larentia Psittacata............................ XIV.
315. Boschmeter......................... 57. Acidalia Sylvestraria . . . . . .XV.
316. Byramide Bups- Vlinder. ------ 69. Amphipyra Pyramidea........................XVI.
817. Z e e fje .............................. 73. Emidia Cribrum............ XVII.
318. Slijkkleurige Vlinder. . --- 77. Agrotis Lutulenta..........................XVIII.
319. Spring kruid-Vlinder . . --- 81. Cidaria Silaceata.................................XIX.
320. Artemis-Vlinder . . . —■— 85. Melitaea Artemis . . . . . . . XX.
321—322. Heide-Bi/ngel . . ----- 89. Bombyx Castrensis. . . . XXI. XXII.
323. Groote Vischstaart . . --- 95. Lasiocarapa Pruni..........................XXIII.
324. Springertje............................ 99. Choreutes parialis. . . . . . XXIV.
N. 825.