§■ 2'
Volgens Treitschke en Zeiler, onthoudt zich de Rups waaruit
dit Vlindertje voortkomt, op alle sóórten van Lonicera, Kamperfoelie.
Ten uiterste begerig zijnde dit mij reeds lang bekend Insect
geheel te leeren kennen, had ik lang te vergeefs daarnaar getracht,,
toen eindelijk, boven alle verwachting, mijne weetlust bevredigd werd.
In het laatste van de maand Mei, vloog, omtrent een uur vóór
zons ondergang, in mijnen tuin, achter ’s Rijks werf te Rotterdam,
een menigte dezer Vlindertjes om eene haag van Lonicera Periclymenum,
zijnde de gewone Kamper-foelie; eenige zetten zich op de uitbottende
bloemknoppen neder en bleven daarop eenen geruimen tijd zitten. Ik
ontdekte nu, tot mijn groot genoegen, dat zij zich van hare eitjes
ontdeden, die als zeer kleine witte puntjes zigtbaar waren, afgebeeld
Tab.IH.Tig. I. bij Fig. i op Tab. III. Den 22 Mei nam ik eene zoodanige, met
Fig. 2. eitjes bezette bloemtros , en beeldde een eitje vergroot af, Fig. 2.
Het was toen nog wit, parel d’amour glanzig met langwerpige vierkante
vakjes doorgroefd. Des anderen daags waren de eitjes goud-
Fig. 3. geel. Fig. 3.
Den 31 Mei kwamen de Rupsjes te voorschijn, zoo klein, dat zij
bijna het ongewapend oog ontsnapten, en ik verpligt was een derzelve
Fig. 4. vergroot bij Fig. 4 af te beelden. Zij kropen over de bloemknopjes
heen, en schenen zich te voeden met de vocht inhoudende tepeltjes,
waarmede de knopjes begroeid zijn.
Mijne jonge Rupsjes verdwenen weldra; naar alle waarschijnlijkheid
hadden zij de knopjes doorboord en zich in het binnenste verborgen,
want den 15 Junij, eene bloemtros onderzoekende, vond ik, in de
nog niet ontlokene bloemen, de Rupsen terug, tusschen de meeldraad-
Fig. 5. jes en de drekstof der Rups, die zich daar vergaderd 'had, bij Fig. 5
waar de Rups, in eene opengesche.urde bloem zigtbaar is, voorgesteld.
Zij voedt zich met de geslachtsdeelen der bloemen., en wanneer deze
door 'haar zijn verteerd, vreet zij door de bloem heen (bij a) en gaat
eene andere bewonen.
Sommigen der Rupsen waren reeds volwassen; van gedaante en
trrooue als Fig. 6 kantoont, vuil, geelachtig van kleur-, met naar Fig. 6.
evenredigheid kleine kopjes; van voren slank, naar achteren lijviger
wordend!, vlug in het kruipen, en zich aan'een draadje latende zak-
ken De kop en halskraag en een gedeelte van de tweede ring J „
ï > . 7 vergroot voorgesteld. De oogen , bestaande uit eenige digt op Fig. 7-
elkander staande donker bruine puntjes, kunnen als onderscheidmgs-
teeken dezer Rupsensoort beschouwd worden. _ .
Wanneer de tijd der gedaanteverwisseling daar is , wordt zij hooS F g>
vleeschkleurig, als bij Fig. 8.
$■ 5-
Omtrent de helft der maand Junij de Rupsen volwassen zijnde, onderzocht
ik met alle mogelijke naauwkeurigheid de Kamperfoeliestrui-
ken hopende de spinzelf tusschen de bladeren of verwrik» bloemen
te zullen vinden: doch zulks vruchteloos zijnde, moest ik vooronderstellen
dat de Rupsen zich verwijderd hadden, om de eene of andere
schuilplaats in de nabijheid op te zoeken, waar zij zich ter verandering
geschikt hadden. In een doosje, waarin ik eenige van kleur veranderde
Rupsen en dorre bladeren besloten had, zag ik dan ook dat sommigen
zich tegen de kanten van de doos, anderen, tusschen de dorre bla-
deren, een luchtig spinzel vervaardigd hadden, Fig. 9 waaral ZLJ na ver- £ig- 9-
loop van vier dagen, in een popje veranderden, bij Fig. 10. hig. 10.
Fig. i i stelt hetzelve vergroot voor, onder ,de geribde vleugel-Fig. 1 1 .
scheden liggen de veervormige vleugels verborgen.
. Het zonderlinge maaksel van het bovenste gedeelte .dezer Pop, deed
mij besluiten eene sterkere yergroote afbeelding., bij Fig- i s daarvan Fig. 12.
te vervaardigen. Het aardige hoofddekselse, ais ik fret zoo noemen
mag, en de zonderlinge vorm der oogscheden, waarop de donkere
oogen der Rups zigtbaar zijn gebleven, geven een aardig aanzien aan
dit gedeelte van de Pop.
S- 6.
Den 16 Julij kwam het eerste Vlindertje uit het poppen-hulsel voor
den dag, in de houding als Fig. 13 vertoont. Dit is de volkomene Fig. 13.
C 2 staat