NACHT-'VLINDERS fcvz^Tweede G e zm ^E E R S TE BENDE I
n e d e r l a n d s c h e in s ekt e n ,
b e s c h r e v e n en a f g e b e e l d .
Z E V E N D E D E E L .
DERDE VERHANDELING
OVER DE
n a c h t - v l i n d e r s
van het t w e e d e GEZIN der EERSTE BENDE.
HET ZESPENNIGE VLINDERTJE.
P. VII. Tab. III.
§. i.
H e t sierlijke Vlindertje dat het onderwerp dezer verhandeling
uitmaken, en waarvan de Rups noch de verdere huishouding,
voor zooveel mij bekend, niet afgebeeld noch beschreven is, behoordt,
alhoewel in den vleugelvorm afwijkende, onder de Pterophoriden
8— of Feder-motjes, en wel tot het geslacht Alucita, welke allen
les veders in iederen boven en ondervleugel voeren. Vier onderscheidene
soorten van dat Vlindergeslacht zijn beschreven onder de namen
van Grammodactyla, Hexadactyla, PoMactyla en Dodecadactyla,
X n nagenoeg van een en dezelfde grondkleur, alleen door een gering*
verschil | teekening op de vederen onderscheiden. Voor zoo ver
die Kenteekenen zijn na te gaan, is onze Vlinder Alucita Hexadactyla,
de meest voorkomende in ons vaderland.
Ik heb naar aanleiding van den Latijnschen naam en naar den vorm
der Vleugels, den Vlinder den naam van zes-vederigen Vlinder geg even