midden van de strengste wintervorst, die kleine tedere Vlindertjes levende
vond. In het denkbeeld verkeerende dat zij vroeger gepaard waren geweest,
ontdekte ik na een naauwkenrig onderzoek, nergens eijeren. Bij het naderen
van het goede saisoen stierven velen mijner Vlinders, terwijl anderen
ving rond vlogen to t in het begin van de maand Mei, doch het vinden van
eijeren bleef vruchteloos. Inlusschen was het jonge groen der Appel-boomen
ontloken, terwijl eenige gelijksoortige Vlindertjes rondvlogèn. Het is derhalve
meer dan waarschijnlijk, dat het Insect de winter in den staat van
Vlinder doorbrengt, en in het voorjaar eijeren op de zich ontwikkelende
bladeren le g t; alhoewel ik deze voorzeker zeer kleine eitjes niet heb mogen
vinden, waren in de maand Mei de jonge Rupsjes reeds aanwezig.
De vorenstaande belangrijke mededeelingen en de fraaije en uitvoerige
teekeninoen, naar welke onze hier bij behoorende 2 4 ' Plaat is vervaardigd ,
zijn wij alweder aan den Wel Ed. Gestr. Heer 6- M.‘R. Ver-Huell verschuldigd;
wij gelooven geen beter bewijs van dankbaarheid aan den geëerden
zender” geen’ grooteren dienst aan de bezitters van ons werk te kunnen be-
toonen , dan door een en ander mede te deelen even als wij het ontvingen.
Ons was het werk van den Heer V. H. vooral daarom aangenaam, dewijl wij,
schoon sints jaren het Vlindertje kennende, echter nimmer iets omtrent de
Rupsjes of hare leefwijze waren te weten gekomen. Even als den Heer
V. H. komt het ook ons voor dat dit Insekt veeleer tot de groote afdeeling der
Tineae dan tot die der Tortrices gebragt moet worden; opmerkelijk intus-
schen is het dat wij hetzelve door Treitschke volstrekt niet opgenomen vinden
, door hem wordt dus daaromtrent niets beslist, terwijl Hubner met
ons ’van gevoelen verschilt. Zijn eerste Plaat toch der Tortrices geeft ons
de afbeelding van dit Insekt, onder den naam van Pariana, wij stellen dien
van het Springertje, voor, afgeleid van deszelfs bijzondere eigenschap om
met opgewipt achterlijf op zijne bijzonder lange pootjes langs schuttingen of
op bloemen , zoo als wij jaarlijks bijna gelegenheid hadden op te merken , m
de zonnewarmte voort te huppelen of te springen meer dan te loopen.