Bragten wij onzen dank bij de uitgave der vorige verhandeling over
den Brem-Vlinder, aan den Hoog Edel Gestrengen Heer Q. M. R.
V er-Huell, Schoul-bj-Nacht, te Arnhem, thans moeten wij dien betuigen
bij de uitgave van den Oranje- en den Geclspriet Vlinder aan den Wel-
Edelen Heer A. J. van E ijndhoven, te Empe bij Zutphen, die de
goedheid had ons die te doen toèkomeh met de 'daarbij zijnde waarnemingen
, benevens nog vier andere soorten, die wjj hopen pok spoedig
aan de Liefhebbers te zullen medèdeelenbetuigende wél zeer onze
erkentenis aan deze twee Liefhebbers die den tijd, welken zij van andere
bezigheden kunnen afnemen, wel gelieven te besteden in het opzoeken
en nagaan van de leefwijze der Rupsen en Vlinders, en hunne waarnemingen
opteteekenen om die aan andere Liefhebbers kenbaar te maken,
door dezelve aan ons te doen toekomen ter plaatsing in dit werk.
In de maand Mei 1837, aldus vangt de Wel Edele Heer A. J. v a n
E i j n d h o v e n zijne aanteekeningen aan, vond ik, op eene wandeling te Emp
e , aan den stam van eenen Eikenboom zitten, een fraai Exemplaar van
den Vlinder door Fabricius Ridens (*) genaamd, en door Treitschke ,
onder den naarn van Xanthoceros, tot zijn Genus Cymatophora ge-
bragt, ( f ) in het welk hij ook- door B o i s d u v a l , in zijn Index Metho-
dicus, gelijk ook door G u e n é e , in zijne nu laatstelijk uitgekomene beschrijving
der Noctuelites, ( Nouvélles suites a B u f f o n , Paris 1852,)
is opgenomen, echter onder behoud van den naam Ridens. Van dit geslacht
is nog slechts één Vlinder-soort in dit werk der Nederiandsche
Vlinders Voorgekomen, namelijk de Cymdtophora Or, Or-Vlind'er,Vl Deel
Tab. XLII. Het wasfmij toen onbekend uit welke'Rups'deze Vlinder
voortkwam, en eerst yyf jafétt later', had ik het'geluk''deze 'teontdekken.
$ 3- ’
Wederoni in de"martnd Mei van bet jaar 1842 vond ik,’ ook ahn
den stam van eenen Eikenboom , op een jong blaadje , een klein groen-
____________ ■ < ‘achtig
. (V R id e n s slaat naar gedachten op de Meur des Vlinders: het beleekent lo o ch en d e in de *m R n behagelijk, zoo als men zegt, een lagchend Landschep, een lagchende Vallei.
(+) G e n : T e th e a van Ochsenheiher.
achtig geel Rupsje , met fijne witte en zwarte stipjes geteekend; hetwelk,
na door mij mede naar huis genomen en opgekweekt geworden
te zijn, geene merkbare verandering in kleur of teekening onderging,
en eindelijk in Jultj van.dat Jaar tot vplwassehheid_geraakte, als wan-bjg* >•
neer ik daarvan eene afteekening maakte, blphèns fig . 1. Tab. XL.
f 4 -
Mijne.Rups"'spöfi Zi'ch!'töen aan een stukje Eikenschors in, zoodanig
als bij - Fi». 2 is'vöórgekeld, en veranderde'ddarin tot P o pw a a r- big- *•
van Fig. 3 eene afbeelding geeft, terwijl Fig. 4 eene vergroote cig. 3.
afbeelding van'haïé "Staar,tspits vertoont.' Alle deze laatst’ genoemde “ 'g- 4 -
afbeeldingen, gelijk ook de beidé volgende, heb ik aan-de goedheid
van mijn’ hoog geacfften vriend*, den Hoog Edel Gestrengen Heer
Q. M. R. Ver-H ü e l l ',' te Arnhem, te-danken, die -rhij daardoor wel
wilde in stai't stéllen tftn van uit Ifisekr-eene* bijdfage tot dit werk te
leveren, en wien ik daarvoor bij deze gelegenheid openlijk mijnen dank
betuige.
§ 5 -
De eerste der afbeeldingen Fig 5 en 6 is vervaardigd naar den Man- Fig. 5.
netjes-Vlinder, welke ik op den 9den April 1843 uit mijne opgevoedde
Rups bekwam, veel donkerder van kleuren zijnde dan die welke ik in
Mei 1837 gevangen had, en die meer overeenkwam in kleuren teelje-
ning met het Wijfje, Fig. 6, naar een woorwerp uit mijne verzameling Fig. 6.
geteekend. Het verschil in kleuren en zelfs in teekening, bij beide individuen,
is zoo groot, dat men bijna geneigd zoude zijn aan twee
afzonderlijke Vlinder-soorten te denken, hoezeer, bij naauwkeurige vergelijking
geen twijfel overblijft, of het is slechts eene en dezelfde soort.
De zachte groen-achtige tin t, d ie , het zij wat lich te r het zij donkerder
over de boven vleugels verspreid l i g t , gevoegd bij den zilver-glans der
ondervleugels, geeft aan dezen Vlinder een sierlijk en behagelijk voork
om e n , dat deze doet uitmunten boven de andere soorten van dit
geslacht.