D A G - V L I N D E R S .
welke de overeenkomst soms de verscheidenheid te zeer overtreft, om
niet hier en daar tot onzekerheid in het bepalen der soorten aanleiding
te geven; vooral is dit van toepassing op het geslacht der zoogenaamde
Blaauwtjes ( Lycacna) onder de Dag-Vlinders, en blijkt ten
duidelijkste uit de verscheidene namen door verschillende schrijvers
aan dezelfde voorwerpen gegeven, of door het toebedeelen van den-
zelfden naam aan soorcen, die latere ervaring als standvastig van elkander
verschillende, heeft doen kennen. Als een duidelijk bewijs hiervan
, kunnen wij in de eerste plaats de Lycaena Alexis aanvoeren;
deze naam toch werd aan meerdere soorten, andere namen daarentegen
aan deze soort, door vroegere en latere schrijvers over de
Lepidoptera toebedeeld. Ook ons tegenwoordig voorwerp is aan deze
naamsverwarring onderhevig, echter minder dan de bovengenoemde.
5- #■
Zeer nabij aan de Alexis verwand, doch doorgaans iets kleiner, is
de Lycaena Aegon, ( ochsenheimer) , van welke wij thans in de gelegenheid
zijn de afbeelding en huishouding mede te deelen; hij komt,
bij ons althans, minder dan de genoemde Alexis voor, en de Rups
was ons ten eenemale onbekend. Hoogst welkom was ons daarom
eene fraaije teekening van den Heer j. de vries, wien wij daarvoor
bij dezen onzen vriendelijken dank betuigen, door ons ontvangen , en
waarvan wij de afbeelding bij dezen aan de Liefhebberen mededeelen.
S- 3-
Op Tab. V. bij Fig. i is de Rups volwassen afgebeeld; de tijd Tab. V. Fig. i.
harer gedaanteverwisseling nu gekomen zijnde, veranderd zij, na zich
door middel eener draad bevestigd te hebben, in eén Popje, als bij
Fig. a is voorgesteld, dat aanvankelijk helder groen is, doch later Fig. a.
donkerder en bruinachtig wordt, en dit vooral aanmerkelijk kort voor
het nitkomen des Vlinders.
§ 4-
Niet zeer lang behoeft men, in den zomer, naar het uitkomen des
Vlinders te wachten, komende dezelve ruim veertien dagen, na de
verandering der Rups in Pop, te voorschijn. Zeer aanmerkelijk is het
onderscheid tusschen de Mannetjes en Wijfjes Vlinder; de eersten, de
blaauwen in de vliegende en loopende gestalte, bij Fig. 3 en 4 voorge- Fig. 3. 4.
steld, ziet men gedurende de maand Julij rondvliegen, op heidegronden
daar de Spartium Scoparium groeit, echter niet in groot aantal,
en zeer zelden de Wijfjes, mede in de vliegende en loopende stand,
afgebeeld bij Fig. 5 en 6 ; de blaauwe gloed, die zich bij deze op Fig. 5. 6.
de bovenzijde der vleugels van derzelver wortelzijde af, op den bruin-
graauwen grond verspreid, en zich daarin als het ware verliest, verschilt
dikwerf zeer veel bij verschillende exemplaren, zijnde bij sommigen
zeer helder en duidelijk, bij.anderen slechts flaauw en minder
zigtbaar. E 2 §. 5.