terug te zenden, hetgeen wij ook het genoegen hadden een jaar
daarna te ontvangen.
§ p
Het Insekt, aldus schrijft de Heer ver-huell, welkers huishouding
het onderwerp dezer verhandeling zal uitmaken, kan zoo in den
staat van Rups, als in die van Vlinder, onder de fraaisten, en tevens
zeldzaamsten, die in ons vaderland voorkomen gerangschikt
worden. Bij den eersten opslag heeft de Vlinder eenige overeenkomst
met den goudlakens-Vlinder I* Deel, vierde Stuk, derde Verhandeling,
en zoude gevoeglijk met eenen dergelijken naam bestempeld
kunnen worden, daar zijne grondkleur nog hooger oranje is. Het
was derhalven moeijelijk eenen geschikten naam voor onzen fraaijen
Vlinder te vinden, eindelijk bragt mij het ovale sieraad de letter
O gelijkende, op het midden der bovenvlerken, dat alle Vlinders,
van deze soort gemeen hebben, op het denkbeeld, dat de naam
van Oranje-O-Vlinder mogelijk. zoo geheel en al niet ongepast
zoude kunnen zijn, te meer, daar reeds een Vlinder de naam van
00 om dezelfde reden, draagt.
§ 3-
Omtrent de levenswijs der Rups valt niet veel aan te teekenen,
alzoo dezelve mij in de maand Augustus, volwassen is toegezonden,
gevonden op een takje Pelargonium en waarop ik haar heb afge-
Tab. X. Fig. 1. beeld op Tab X, Fig. 1. Ik heb evenwel waargenomen, dat zij
zich onder de bladeren schuil houdt, en bij de minste stoornis, met
Fig. 2. den kop naar binnen gebogen, eene stand, als bij Fig. 2 aanneemt,
en voorts traag in hare bewegingen is. Reeds des anderen daags,
na de ontvangst der fraaije Rups, begon zij, zonder merkbaar van
kleur te veranderen, onrustig rond te kruipen, en verdween eindelijk
in de aarde om van gedaante te verwisselen.
§ 4.
In het najaar onderzocht ik zorgvuldig de aarde en vond, tot
mijn
mijn groot genoegen, eene gezonde Pop in een bolletje te zumen-
gesponnen aard korrels: de kleur en gedaante dezer Pop is bij Fig. 3 Fig.
afgebeeld, en daar ik meermalen heb aangevoerd, dat meest alle
Poppen waaruit Vlinders, tot het geslacht Noctua behooreüde, voortkomen,
veel overeenkomst met elkander hebben, en de staartein-
den, de eenige kenteekens uitmaken, geef ik, van onze Pop, bij
Fig. 4 eene sterke vergrooting van dat deel, van boven gezien, dat Fig.
uit twee vrij . lange, aan het benedeneinde naar binnen gebogen
dorens bestaat.
Zeer verlangend, den Vlinder te leeren kennen, welken eene zoo
sierlijke Rups zoude vóórtbrengen, droeg ik alle mogelijke zorg voor
de Pop; de aarde van tijd tot tijd vochtig makende, en de suiker-
flesch, waarin dezelve lag, aan de lucht bij eene zachte regen bloot
stellende.
Omtrent het midden van de maand Julij des volgenden Jaars, begon
de Pop meer teekens van leven te geven, en wentelde zich dikwijls
om, terwijl de vleügelscheden, van dag tot dag donkerder werden,
voorteekens dat de Vlinder eerlang zijn omhulsel zoude verbreken.
Eindelijk den 18J“ Julij tegen den avond, zag ik tot mijn genoegen,
eenen fraaijer gekleurden Vlinder, dan ik verwacht had, daar
men doorgaans de met bonte kleuren prijkende Rups, eenen Vlinder
van min aanzienlijke kleuren ziet voortbrengen. Ik herkende nu
een Vlindersoort door mij voorheen, echter zelden, in de Gelder-
sche bosschen gevangen; de Rups was mij evenwel steeds onbekend
gebleven.
De pas geboren Vlinder was van het mannelijk geslacht, bij
Fig. 6 in eene vliegende houding afgebeeld, waardoor de fraaije, Fig
met een breede zwarte band, versierde ondervleugels zigtbaar zijn.
Uit mijne verzameling, nam ik een wijije, in eene zittende houding,
met den kop neergebogen en de sprieten verborgen, bij Fig. 5, Fig
zijnde dit de houding welke mijn pas uitgekomen Vlinder aangenomen
had. Weinig schijnt dit Vlindersoort onderling in kleurschakering
te verschillen; al de exemplaren mijner verzameling, zijn
aan elkander gelijk, het is evenwel mogelijk, dat vooral de breede
buitenrand der bovenvlerken der wijfjes, minder- donker is, dan
K 2 die