p .m
vanhet tweede gezin der tweede bende. P. VII.Tab. X L IIe nX LU I. 179
meer in, en den 11 October vond ik niets van haar overig gebleven
dan de kop, en in de plaats van haar ligchaam, — het spinsel van eenen
lchneumon ! —
Alwederom had ik dan niets dan de teekening over. Doch den 24^11
October eene spanrups die ik reeds voor lang, nog jong zijnde, op
Elzen-bladeren gevonden had, willende afteekenen, bemerkte ik bij
naauwkeurige beschouwing, dat die geheel het voorkomen en ook wel
iets van de teekening, ofschoon geenzins van de kleur, mijner eerst gevonden
rups bezat; dat op den kop wederom dezelfde figuren aanwezig
waren, en dat dezelfde loome eigenschappen van de beide vorigen ook
de hare schenen te zijn, die vooral zonderling spreken uit de houding
in welke ik haar bij fig. 5 afteekende, -terwijl fig. 6. de figuren op Fig. 5.6.
haren rug doet zien, die vrij wel strooken met die . van fig. 1. Des avonds
alleen was zij tamelijk'levendig Ik vleide mij nu met de hoop van door
dit voorwerp de geledene verliezen vergoed te mogen zien, doch ook
zij gebruikte steeds zeer weinig van ’t voedsel dat zij ontving. — Iets beter
scheen dit te gelukken met de bladeren van Bramen, die ik haar nu ook
voorgezet had. Het was allengs de 4de November geworden en nog kon
ik evenmin toeneming in groei als toenadering tot de inspinning waarnemen',
hoewel de Rups steeds in een’ goeden staat van gezondheid
scheen te verkeeren. ’t Zelfde was nog het geval op den 30 November,
terwijl het blad van de Braam altoos nog groen en frisch voorhanden was.
Den 2<len December vond ik haar eindelijk van de takken afgekropen en ingekrompen
op den grond van ’t glas liggen, zich regts en links bewegende.
Ik legde haar als de vorige met een stukje boomschors en wat
mos