
SIUM angustifolium.
Smalbladige TP'atereppe.
Hoogduitsch. S chm a llb lä tt rig e r Merk. S chm a llblä tt rig e B erle.
Engelsch. N a r row - le a v ed W a te r Parsnep.
B lo e it in Julij en Augustus. Jj,.
P entandria, digynia ; V ijfh e lm ig e n , twe es tijligeu.
Na tu ur l. R a n g , volgens linn. X L V : XJmbellatae; Schermbloemigen.
G eslachts- kenmerken. F ru etu s subprismaticus, costis 5 obtu s is , v a lle cu lis subconvexis; de v ruch ten
bijna k a n tzu ilvo rm ig , met v i j f stompe rib jes , de v lakjes een w e in ig bolrond. In v o lu c ra in te g r a ; de
omwindsels gaaf.
Soortelijke renmerxen. Cau le tereti erecto; met eene rolronde regtstandige sten g. F o li is p in n a t is ,
fo liolis incisis in a eq u a lite r acute serratis; de Bladen g e v in d , met in ge sned ene, ongelijk- en spitsgezaagde
bla adjes. TJmbellis pedun culatis oppositifoliis; de Blocmschermen g e s te eld , tegen over de blad en . In -
v o lu c ro fo liaceo su bpinna tifido j h e t omwindse l b la d y o rm ig , b ijn a v in d e e lig .
V an geuns g eeft in z ijn Sp ic ile g ium b l. 23 o p , dat het deze p la n t i s , weihe de gorter (F l. V I I
P ro v . p. 77) onder den naam van Siu'm nodiflorum zoude beschreven hebben, en wel omdat
S. an gu s tifolium, onder den naam van S. n o d iflo rum , in het herba rium van de gorter bewaard
wordt. Zon der te willen tegenspreken, dat de gorter ^zoodanige f o u t in z ijn herba rium
kan begaan hebben, zoo komt het mij echter a ls nog waarschijnlijker voor, d at de gorter
> in z ijn e F lo r a werkelijk de daar genoemde S . nodiflorum z a l bedoeld hebben: i ° , omdat de
door hem aangehaalde afbeelding van morison inderdaad hiertoe behoort; 2°, omdat h ij n ie t
aanhaalt de 247° afbeelding der F lo ra D a n ic a , welke eene afbeelding g e e ft van S. an gustifol
ium , onder de verkeerde benaming van S. n o diflorum, terwijl de gorter daarentegen wel de
onmiddellijk vóórgaande 2^6° p la a t, b ij S. la tifo lium , vermeldt; 3°, omdat de S . an gu s tifolium
hem bekend was, g e lijk b lijk t u it z ijn e aanteekenïng bij S. la t ifo lium ; 4°> eindelijk om de verwisseling
door onkundigen met Sisymb rium N a s tu r tium , waarvan de gorter melding ma ak t,
welke verwisseling met de kleinere S . n odiflorum veel g emakkelijker, dan met S. an gustifolium
kan plaats hebben.
D e wortelstok onzer p la n t is kruipende. D e steng opgerigt, rolrond, gestreept. D e wortelbladen
uit 9— 1 5 , tegenovergestelde, eirond-langwerpige, ongelijk-gezaagde blaadjes bestaande; de
stengbladen mede g ev in d , doch derzelver blaadjes minder ta lr ijk , ten laatste slechts 3—5 in
g e ta l, spits en ingesneden-gezaagd. D e bloemscherm is gesteeld; derzelver omwindsel u it vele
vaak ingesnedene schutblaatjes bestaande; de omwindseltjes k le in e r , doch ook somwijlen in gesneden.
M e n ziet b ij a , vergroot, eene a fzonderlijk afgebeelde bloem; b ij b de kort-eironde
vrucht, mede vergroot afgebeeld. D e steng verheft z ich 5—-8 palmen boven de oppervlakte van
het water.
G roeiplaatsen. In zoete, en v o o ra l ook in veenachtige w a te r e n , op v e le plaatsen.
Zij is door van geuns gevonden bij Harderwijk; door ehrhart tusschen Steenekamer en E rmello;
door den Ho ogl. mulder bij W as sen a a r ; door den He er van spijk Vermeulen bij D e l f t , door den
Hoogl. BERGSMA en mij op verscheidene plaatsen tusschen Am sterdam, Amstelveen en Sloten. E in d e lijk
heb ik ha ar n ie t zeldzaam aangetroffen bij Ha ar lem , bij Utrecht, aan de L e k bij Vianen en Vreesw
ijk , als ook bij Groning en, v an we lk e laatste plaats de afgebeelde p la n t herkomstig is.
H uishoudelijk gebruik. V a n de Sium nodiflorum, d ikw ijls voor onze soort gehouden, w o rd t in de
Ber liner Naturforscher, aangehaald in berkmann’s Grundsätze der Teutschen L a n dw ir th s ch a ft, v er ze ke
rd , dat zij zeer heilzaam is voor ganzen en a lle r le i gevogelte.