
Slank-arig Rietgras.
Hoogduit ach, Dünnblühendes Riedgras.
Bloeit in April en Mei.
Monoecia. Triandria. Eenhuizigen, Driehelmigon.
Natuurl. Rang volg, Linn. Calamariae. Cyperaceae. Juss.
S oortelijke K enmerken. Spicis femineis quatemis pendulis filiformibus distanlibus, inferioribus
exserte pedunculatis, fructibus oblongo-lanceolalis nervosis, ore oblique truncatis, gluma ovato-lance-
olata longioribus. Met vier hangende draadvormige, van elkander verwijderde vrouwelijke aren,
waarvan de ondersten met den bloemsteel builen de bladscheede uitsteken, de vrucht larigwerpig-lancet-
vormig, generfd, met schuins-afgeknotten mond en langer dan het eirond-lancetvormig kaf-
blaadje.
Deze toort heeft veel overeenkomst met het woud - Rietgras (Carex Sylvatica), maar verschilt
door de meer losse aren, door de lancetvormige en generfde vruchtjes, welke
langer zijn dan de uitgerande kafhlaadjes.
Deze p lant is door goodenougu en vele andere plantonkundigen beschreven onder den naatn
van Carex Strigosa.
Groeiplaatsen. Bemint beschaduwde en eenigzins vochtige plaatsen.
Tot dus verre is deze plant nog zeldzaam in Nederland aangetroflen, Het eerst is dezelve als
ïnlandsch ontdekt aan een beekje te Beek, bij Nijmegen, door den verdienstelijken Heer r , b. van
den Bo sen , later door miquel, bij Rotterdam in de plantaadje aan de Maas gevonden. Van dakr
is ook de afgebeelde plant afkomstig.
Huishoudelijk Gebruik. Hetgeen wij telkens van de Rietgrassen, en vooral bij de C, rip a r ia ,
B. V. No. 365. aanwezen, dat zij meestal moerasplanten zijn en door het vee niet genuttigd worden,
zal ook gelden voor deze en de twee volgende soorten.