
GNAPHALIÜM DI01CUM.
Tweebuikig Roerkruid.
Hoogduitsch. Frühlings Ruhrkraut.
Engelsch. Mountain Cudweed.
A ederduitsche bijnamen. Kattevoet. Rozenkransjes. Zevenjaarsbloem. Klein Nagelfcruid. Bq
Jrlouttuyn tweehuizige Droogbloem.
Bloeit in Junij.
svngenesia superflua 5 Overbodige Zaamhelmigen.
N a tuurl. Rang, volg, linn, XLIX. Compositaef Zamengestelden.
Geslachts- kenmerken. Inyolucmtn (calyx communis) imbricatum, squamis obtusis aut acu-
tis, margine saepius coloratis; het omwindsel overeenliggend, met stompe o f spitse, aan den rand
meestal gekleurde schubben. Receptaculum nudum; de vruchtbodem naakt. Pappus pilosus vei
plumosus; het zaadpluis harig o f gevederd. *r 1
' So o r t el ijk e k enmerken. Sarmentis procumbentibus; met nederliggende ranken. Caule
simplicissimo; de steng geheel onverdeeld. Foliis radicalibus spathulatis; de wortelbladen spateN
vormig. Corymbo coarctato; de bloemtuil zamengedrongen. Floribus dioicis, involucri squamis
inteiioribus elongatis obtusis coloratis; de bloemen tweehuizig, de binnenste schubben van het
omwindsel uiigerekt, stomp en gekleurd.
j 7 n •• * ***?----- ueuzeiven ontstaan. JJe ranken zoowel a h
de stengen zqn met vele van boven groene en onbehaarde, van onderen wolachtig-witte bladeren
bedekt; maar deze bladen zijn op de ranken spatelvormig, op de stengen daarentegen smal-lancetvormig
en zeer spits uitloopenden De bloemen zijn in een gedrongen tuiltje aan den top der
steng vereentgd, maar y a n eene verschillende gedaante, naar welk verschil men twee bijzondere
vormen o f, zoo men w il, verscheidenheden van d it gewas kan onderscheiden. D ie , welke aan de
linkerzijde op d e bqgevoegde plaat is a f geheeld, heeft meer rondachtige, meest wilachtige bloempjes
en wordt m s n n ^ k geheeten, wijl zij niet dan een onvolkomen en steeds onvruchtbaar stampertie
bevat. Men z ie t bij a een der buitenste. M b een der binnenste, iets meer verlengde schubben van
het omwindsel; bij c een der bloempjes, vergroot, van het hier zeer groote zaadpluis omgeven en
M a’ mede vergroot even als ook met e geschied is, het gemelde onvolkomen stalij e en stempeltje '
bg o een der gevederde en aan den top iets verdikte haartjes van het zaadpluis, welke haar lies
zich daarentegen bq de vrouwelijke bloem eenvoudig, ongevederd en onder het vergrootglas slechts
een weinig ruw vertoonen. De vrouwelijke pla n t, de regtsche op de afbeelding, heeft meer uitgerekte
en meestal roodachtige bloemen, hoewel de kleur minder standvastig is en niet zelden
geheel in het witte overgaat. Men ziet van de vrouwelgke bloem bij f eene der buitenste bü e
eene der binnenste schubben van het omwindsel, bij h een bloempje vergroot en bij i hel rijpe
vruchtje, het laatste mede vergroot, De steng verheft zich niet hoogtr dan 1 o f a palmen. *
Groeiplaatsen. Op hooge opene zandgronden.
Op al onze heidevelden gn op de duinen algemeen.
De afgebeelde plant is van Harendermolen bij Groningen.
Huishoudelijk gebruik. Volgens de ouden zou men het ijzer hiermede tot de hardheid van
staal kunnen brengen; Eh riiar t . Zij wordt gegeten door paarden, schapen en varkens; geweigerd
door runderen en geiten. L . Pan suec. Bij dunnen afgang van kalven hun in te geven d®
bloemen, o p een met boter gesmeerd brood gelegd. — De plant whst een’ dorren, onvruchtba-
ren grond aan. FL, suec.