
Gewoon Genadenkruid.
Hoogduitsch. Gnadenkraut. Gichtkraut.
Fransch. Gratiolc. Grâce de Dieu.
Bloeit 's Zomers.
DiANDRiA. MONOGYNIA. Tweehelmigen. Eenstijligen.
Natuurl. Rang. volg* Linn. XL. Personatae. Antirrhineae• Juss.
GESLACHTS-KENMERKEN. Calyx quinquepartitus. Gorollae labium superius bifidum ,
inferius trifidum. Stamina quatuor quinque tubo inserta , quorum duo fertilia. Antherae
pendulae, birimosae. Siigma bilamellatum.— Kelk vijfdeelig, bovenlip der bloemkroon twee-
spletig j onderlip driespleiig. Vier of vijf meeldraden , aan de bloemkroonbuis bevestigd,
waarvan twee vruchtbaar zijn. Helmknoppen hangend, tweespletig. Stempel u it twee plaatjes.
Soortelijke kenmerken. F oliis sessilibus lanceolatis trinerviis serrulatis basi integer-
rimis; pedunculis axillaribus unifloris. Bladen ongesteeld, lancetvormig, drienervig, fijn
gezaagd, aan den voet gaafrandig. bloemstelen okselstandig eenbloemig.
De bloemen dezer plant zijn v rij sierlijk , bleekgeel aan den boord met wat purper
vermengd. Hunne gedaante is slechts onduidelijk lipvormig en nadert eerder tot de
regelmatige bloemkronen y de boord vertoont vijf slippen, waarvan de twee bovenste
korter z i jn , de drie ondersten van gelijke lengte. Naast de twee vruchtbare meeldraden
zitten nog twee kortere onvruchtbare. De stempel bestaat uit twee plaatjes 9
welke volgens dè waarneming van linnaeus van elkander afwijken , bij de bevruchting
, ten einde het stuifmeel op te nemen, en zich dan weder sluiten. De zaaddoos
is eivormig, toegespitst. — De wortel is wit 3 als het ware geleed, de steng regtstandigt
rolrond glad > gemeenlijk onverdeeld > één voet en meer lang.
a. stelt eene geheele plant v o o r in bloei j met een gedeelte van den wortel y b. eene
geopende bloem^ c. een vruchtbeginsel j d» doorsnede der vrucht y deze drie laatste
figuren vergroot.
Groeiplaatsen. Groeit vooral op vochtige plaatsen ; langs beekjes enz., b. v. overvloedig
aan de dijken omtrent Gorinchem de gorter , in den Bommelerwaard Vermeulen.
Geneeskundig gebruik. Zij oefent eene sterke braakwekkende en purgerende kracht op
de ingewanden u i t , en verdient in grootere giften tot de vergiften gerekend te worden,
(vergl, de Noord-Nederl. vergiftige gewassen• Amsterd. bij sulpke) 5 zij veroorzaakt dan
hevige uitwerkselen, brakingen^ sterke ontlastingen j kolijk enz.
Huishoudelijk gebruik. Door brugmans onder de schadelijke planten der weilanden
opgenoemd; ook worden volgens mattuschka de paarden hierdoor mager, zelfs wanneer het
in het hooi voorkomt.