
XLVlIl
scheiden op te geven. Onder anderen haalt hij
eene plaats uit de. werken van Linnaeus aan,
waar deze zegt, dat het groot Weegblad, naarmate
van meer vruchtbaren of van schraleren
bodem, in hoogte verschilt » van een mans
lengte tot die van naauwelijks een paar duimen.”
Cf. Moquin-T andon’s , Teratologie, uit
het Fransch door Schaüer, p. 78. Zelf nam
ik haar waar, met bladen zoo groot als men
die in J acqüin’s , lcones Plant, rariorum, Vol.
I. PI. 26 van Plantago maxima Ait. afge-
beeld zie t; maar ook met bladen , welke niet
veel breeder waren dan die van Plantago lan-
ceolata: terwijl het plantje slechts 2 k 5
duimen groot was, en in hare aar niet meer
dan 6—10 bloempjes bezat. Aan eene andere
plant, mij door den Heer van der Sande
gegeven, bestond de speling van de Natuur
voornamelijk daarin, dat zij bijna tweemaal
zoo groote bladen bezit als gewoonlijk het geval
is, — dat deze daarenboven min of meer
getand, of gegolfd-getand zijn, — dat de
bloemsteel, met grootelijks veelbloemige aar,
eene tweede steel afgeeft, en dat aan de aar
hiervan, de dekblaadjes een beginsel van ware
bladen vertoonen.
Eveneens zijn de overige soorten van Weeg-
blad zeer afwisselende van vorm , — te veel
om er hier melding van te maken; doch ten
opzigte van Plantago maritima, PI. 287 van
dit werk, — zij nog aangemerkt, dat die ook
zeer dikwijls met getande bladen gevonden wordt,
en ook, zoo als zij onder anderen door den
Heer Vrijdag Z ijnen verzameld geworden i s ,
met veel smallere, dan op even aangehaalde
Plaat gezien wordt; namelijk onder dien
vorm, welke als Var. (3, leptophylla bekend.
tre un passage de Linnaeüs , où celui-ci dit que
le Grand Plantain diffère en hauteur selon la
fécondité ou l’aridité du sol où il croît, variant
depuis la hauteur d’un homme jusqu’à celle de
deux pouces tout au plus. Cf. Moqüin Tandon ,
Tératologie, traduit du français par Schauer ,
pag. 78. Moi-même je l’ai observé ayant des
feuilles aussi grandes qu'on les voit représentées
dans J acqüin, lcones Plant, rariorum, Vol.
I , PI. 26 , pour le Plantago maxima Ait. ;
mais aussi à feuilles presque aussi étroites que
celles du Plantago lanceolata: tandis que la
plante ne dépassait pas la hauteur de 2 à 5
pouces, et que son épi ne contenait que
6—10 fleurons. Dans un autre individu qui
m’a été donné par Monsieur van der Sande , le
caprice de la nature consiste principalement en
ce que ses feuilles sont près de deux fois aussi
grandes qu’elles ne le sont ordinairement, qu’elles
sont en outre plus ou moins dentées, ou
ondulées-dentées, que le pédoncule, portant un
épi à fleurs très nombreuses, produit un second
pédoncule, et qu’à l’épi de ce dernier les bractées
montrent un commencement de véritables
feuilles.
De même les autres espèces de Plantain offrent
des formes très diverses, trop nombreuses pour
être mentionnées ici ; mais à l’égard du Plantago
maritima, PI. 287 de cet ouvrage , observons
qu’on le trouve très souvent à feuilles dentées
, et aussi, comme Monsieur Vrijdag Zijnen,
en a recueilli, on le trouve à feuilles beaucoup
plus étroites qu’on ne le voit figuré dans la planche
c itée, nommément sous la forme connue
comme Var. (3, leptophylla. Cf. VH1. D. / , 3e
Stuk, p. 767.
is. Cf. VH*. D. I , Me Stuk, pag. 767.
28. Veelvuldig aan den waterkant langs den
zoogenaamden Koedijk, onder Achttienhoven;
tusschen de Batterijen te Blaauwkappel, op
ééne plaats; tusschen Utrecht en Stadsdam,
onder eene hegge; bezijde den Straatweg van
Breda naar ’s Hertogenbosch, en in het Slot-
bosch te Oosterhout. In de omstreken van Leiden
groeit zij ook bij Wassenaar, en mede op
enkele plaatsen op Zuid-Beveland en Schouwen,
Mb. en Kerb., p. 91. v.d.B1 , p. 19.
26. Zoo als dit door den Hoogl. van Hall,
bij de beschrijving van Potamogeton Zosterae-
folius (Dl. VII. PI. 847), alreeds te kennen
gegeven is geworden , stelt deze Plaat eenen
vorm van Potamogeton pusillus L. voor. Waarom
wij hier voor de beschrijving van boven aangewezen
Plaat, volgende verandering geven :
POTAMOGETON PUSILLUS L.
Klein Fonteinkruid.
Hoogduitsch. Kleines Leichkraut. Kleines
Saamkraut.
Fransch. Potamot nain.
Engelsch. Small Pond-weed.
Soortelijie Kenmerken. Foliis linearibus al-
ternis oppositisque, stipulis angustioribus, basi
patentibus. Lijnvormige overhoeksche, en tegen
overgestelde bladen , welke smaller zijn dan de
. steunblaadjes, en aan den voet openstaan. Caule
tereti. De steng rolrond. Pedunculis axilla-
ribus, paucifloris. Okselstandige, schaarsch-
b.loemige bloemstelen.
28. Abondante au bord de l’eau le long du
Koedijk, vers Achttienhoven ; en un endroit entre
les batteries à Blaauwkapel; sous une haie
entre Utrecht et le Stadsdam; à côté de la
chaussée de Breda à Bois-le-duc, et dans le
Slotbosch à Oosterhout. Aux environs de Leide
on la trouve près de Wassenaar, et aussi en
quelques endroits de Sud-Bevéland et de
Schouwen. Mb. et Kerb. p. 91. v.d.B .1, p. 19.
26. Ainsi que Monsieur le Professeur van
Hall l’a déjà fait observer, en décrivant le
Potamogeton Zosteraefolius (Vol. VII. PL 847),
cette Planche présente une forme du Potamogeton
pusillus D. C’est pourquoi nous avons
fait dans la description de la planche c itée, le
changement suivant :
POTAMOGETON PUSILLUS L.
Potamot nam.
Nom. Allemand. Kleines Leichkraut. Klei-
nes Saamkraut.
-------Anglais. Smal Pond-weed.
Caract. Spécifiques. Feuilles lancéolées alternes
et opposées, plus étroites que les stipules
, et ouvertes à leur base ; tige cylindrique,
pédoncules axillaires à fleurs peu nombreuses.