
'jï&cctc, SOS.
CINERARIA PALUSTRIS. L. Var. Hollandica.
Hollandsch M o era s- schkruid. f e i l d e Endivie.
Bloeit in September.
w i j i i j w
S y n g en e s ia S u p e r f l u a . O v erbod ig Zaamhelmigen.
JSatuurl. R a n g. volg. linn. X L IX . Compositae. Synanthereae rich. Zaamhelmigen.
S o o r t e l i jk e k e n m e r k e n . Caule fistuloso an gu lato fere to to g la b ro in'ter flores pa ten tim pubescente,
fo liis rad icalibu s fgrand ibu s in p la n ta annua) e petiolo can a licu la to medulloso in laminam lin e a r i- la n -
ceolatam subspalhulatam glaberrimam carnosam pinnatifidam e xp a n s is , corymbis magnis patentibus fo li-
o sis, fo liis lan c eola tis feré g la b r is , squamis anthodii lan c e o la tis au t bifidis sparse g land u lo so-pilo s is . —
Steng hol ho ek ig , bijkans geheel g la d , slechts tusschen de bloemen met afstaande ha artjes b e d e k t, de
w o r telb lad en (der éénjarige p lan t) g fó eijèh u it eenen d iep g esleu fden mergrijken stee l, in eene lijn lance
tvo rmig e bijkans spatelvormige geheel gladde v le e z ig e v indee lig-ingésneden b la d v lak te u itlo o -
pende, de b lo em tuilen zeer groo t uilgespreid met lance tvo rniige bijkans g lad de b la d e n , omwindseltjes
lance tvo rmig o f gespleten met enkele klie rdra gend e ha ren.
D e p la n t verschilt in zoo vele opzigte van C in e ra r ia F a lu s tr is L . onder N° 1 1 9 , D e e l II dezer
F lo ra voor g esteld, dat wij haar a ls eene afzonderlijke soort zouden beschreven hebben, indien
de bekende wisselvalligheid de vormen in d it g eslacht ons niet h ad terug gehouden. D e wortel
bestaat u it bijkans onverdeelde lange rolronde dikke witte talrijke wortelvezels. D e eenjarige
planten hébben groote bleekgroene meer dan een vo etla n ge geheel gladde regt op staande bladen.
D e stengen der bloeijsnde p la n t z ijn 2 tot 3 voet h o og , d ik , sterk hoekig en g e s le u fd , met
weinig bladeren bedekt, en van boven in eenen zeer grooten bloemtuil uitloopend. D e omwind-
seltjés staan bijkans in eêne r ij , h ié r en daar in twee r ije n , z ijn lancetvormig, dikwijls echter
door dat er twee meer o f minder zamengegroeid z i jn , tweespletig o f tweetandig. D e bloemen
gijn va n eene oranje geele kleur. D è randbloemen tweetandig. D e vruchtbodem h a lf kogelrond
g lad. H e t zaad diep gesleufd.
a . E en wortelblad iets verkleind, b . doorsnede van d eszelfs steel, c, een zijdelingsche tak van
den bloemtuil in nat. grootte, d. e. f. omwindseltjes, waarvan e. meer naar binnen gepladtist; g .
een omwindseltje vergroot, h. de vruchtbodem in nat. grootte. i . een gedeelte van d es zelfs opper-
vlakte vergroot, j. een straalbloempje buitengewoon klein. k. gewoone grootte. I• s c h ijf bloem vergroot.
m . s t ijl vergroot, n . zaad in nat. grootte, o. zaa d vergroot.
G r o e ip la a t sen . W ij vonden deze p la n t in September in groote h o ev e elhe id op de u ifgedro ogde
Z u id p la s , tusschen Rotterdam en G o u d a , w a a r zij eene d er eerste planten d er n ieuw e v egetatie u it—
maakte en onder den naam v a n wilde E n d iv iè b ekend w a s . In blo eitijd v e r s ch ilt zij alzoo ook
aanmerkelijk v an h e t Mo eras-Aschkruid.
H u ish o u d e l i jk g e b r u ik . Hieromtren t v erwijzen w ij na ar h e t bovengenoemde D . II. N°. 119 .
dezer Flora,