
GL YCERIA fluitans R. Br.
Groot V lo tg ra s ,
Hoogduitsch. Schwimmendes Süssgras.
Neder d. Bijnamen. Maunagras. Waterzwaai. Bij H outtuin Vlottende Dravik.
Bloeit den ganschen Zomer lf.
T riandria. D igynia, Driehelmigen. Twecstijligen.
Nalmirl. Rang volg. linn. IV. Gramineae, Grassen. Juss.
G eslachts- kenmerken. Panicula ramosa et diffusa, interdum suhsecunda. — Spiculae quadri-vel saepius
multiflóiae, leretiüsculae vel magis conipressae; rachis fragilis. Glumae duae membranaceae, inaequales,
niulicae, flosculis breviores. PaJeae duae, membranaceae vel herbaceae, longiiudine subaequales; inferior
oblonga, obtusa et apicc rotundata mutica, convexe-carinata, quinque-vel septemncrvia, superior bica-
rinata, Integra vel rarius bifida. Stamina tria; antherae breviores. Gerrnen ovatum vel obovatum gla-
brum, slyli duo breves. Stigmata plumosa, pilis ramosis denliculatis Lodiculae duae, carnosae, trun-
catae, interdum connatae vel aculae et denle latera 1 i auctae. Caryopsis. elliptica vel oblonga/ glabra,
dorso convexa, a venlre paruin compressa, sul co profundo notata, paleis inclusa sed libera. — Pluim
getakt, uitgespreid, somtijds eenigzins eenzijdig- Aartjes 4 ~ veelal veelbloemig, rolrond of meer za-
mengedrukt; as breekbaar. Kalblaadjes twee, vliezig, ongelijk, ongewapend, korter dan de bloempjes.
Klepjes twee, vliezig, kruidachtig, bijkans even lang, het onderste langwerpig, stomp, aan den top
afgerond, ongewapend, hol-gekield, 5 -'] nervig, het bovenste twcckielig, gaaf, zelden tweespletig. Drie
meeldraden; helmknopjes eenigzins kort. Vruchtbeginsel eivormig of verkeerd eivormig glad. Twee
korte stijlen. Stempels gevederd, met getakte getande haartjes. Honigschubjes twee afgeknot, vleezig,
somtijds gekield, of spits en met eenen zijdelingschen tand. Zaad elliptisch of langwerpig, glad, op de
rug bol, van vpren een weinig zamengedrukt, met eene diepe.sleuf, in de klepjes besloten, maar
vrij. —• Vplgens kees von esenbeck gener. pjant. flor. german.
Soort, kenmerken. Panicula sècunda divaricata, locustis linearibus appressis, 7-n-floris, flosculis
obtnsis liberis y-nervibus, radice repen te, culmo saepe nsque ad paniculam vaginis tecto. — Met eene
eenzijdige wijd uitgespreide pluim, de aartjes lijnvormig aangedrukt, 7-11 bloemig, de bloempjes stomp,
gescheiden, 7-nervig; de wortel kruipende, de halm dikwijls tot aan de pluim met bladscheden bedekt.
Volgens roemer en schultes.
a Eene bloeijende pluim in natuurlijke grootte, b Een gedeelte van den halm met een bladt nat.
grootte, c onderste } b bovenste k a f blaadje, d onderste, e bovenste klepje, f bloem met meeldraden
, stijl, stempel en honigschubjes , g zaad van achteren , allen vergroot.
G roeiplaatsen. Langs slooten, beekjes, rivieren, meeren, met de onderste bladen zwemmende; ook
in moerassige plaatsen geheel op het drooge.
Men vindt deze plant door het gansche land.
K racht, geneeskundig en huishoudelijk gebruik. Dit gras heb ik reeds, in den staat van Landbouw
over 1809 $ 4 3 , welke is cpgenomen in mijn Magazijn van Fèclerl. Landbouw D. VI, 3 6 i en 36?,
doen kennen als eene korrel opleverende, even gezond en voedzaam, als rijst en gierst. Het wordt
zelfs onder den naam van Oostersche of Poolsche Manna verzonden,' en is hierom door onze geleerde
mannen houttuijn, baster, st. j. van geuns en brugbjans, ojn van buitenlandsche niet te gewagen, ten
sterkste aangeprezen. Het verdient op vochtigen grond aangekweekt te worden, en brugmans wil die
als rijst landen aanleggen. In het wild zou men de korrels kunnen inzamelen door met eene‘paardenharen
zeef tegen de rijpe aren te schudden en die alzpó op te vangen; maar de hulsels laten zich
niet gemakkelijk los, en dit vereischt eenige moeite.
Voorts zijn de bladen een voortreffelijk voeder voor het vee. Een Engelsche landman heeft 5 werkpaarden
bijna alleen met dit gras onderhouden van April tot laat in den Herfst. De watervogels,
vooral de eenden, zijn zeer begeerig naar het zaad, en bij eendekooijen diende het vooral gevonden te
Worden. Zelfs de visschen azen gretig op dit zaad.
De schrijvers hierbij te raadplegen, vindt men veelvuldig opgegeven in j. e. van der trappen’s Herbarium
vivum D. 1, No. 3 4 , bl. 140— 145, waarbij ik nog voege,, dat volgens stellingfleet, in En-r
geland, de beroepide kaas van Qottingham3 meestal komt van koeij.en, welke djt gras gretig opzoeken.