
LXXXIV
Geslachts Kenmerken. Calyx carnpanulato-cy-
lindricus, 8— dentatus. De kelk klokvormig-
cylindrisch, vijftandig. Corollae vexillum mar-
ginibus inflexum; alae lateribus sub carina
conniventibus. Het vaandeltje aan de randen
omgeslagen; de vleugeltjes met hunne kanten
onder het kieltje tot elkander te zamenkomende.
Stamina diadelpha, filamentis superne non dila-
tatis. De meeldraden in twee bundeltjes; naar
boven niet breeder wordende. Stylus glaber.
Het stijltje onbehaard. Legumen compressum,
falcatum vel cochleatum , 1-polyspermum. Het
peultje zamengedrukt, of zeisvormig of als een
slakkenhuisje gedraaid, één- of veelzadig.
Soortelijke Kenmerken. Foliolis oblongis apice
dentatis. De blaadjes langwerpig, aan den top
getand. Floribus racemosis. Trosvormige bloemen.
Leguminibus falcato-contortis, pubescenti-
bus. De peultjes gedraaid-zeisvormig, eenigzins
zacht-behaard.
Huishoudelijk Gebruik. Is eene zeer goede
voederplant, en daarvoor op dorre, zanderige,
en zelfs steenachtige plaatsen, in Zweden en
Noorwegen, in Zwitserland, en in het Noorden
van Frankrijk, meermalen verbouwd geworden.
Gmelin heeft haar vooral voor paarden-
voeder aangeprezen. Voor de bijen is zij mede
eene zeer nuttige plant.
112. Zij groeit in menigte bij de Nieuwer-
sluis lusschen Utrecht en Amsterdam: op de
Batterijen aan den weg van daar naar Vreeland;
ook op Zuid-Beveland, doch zeldzaam. V.d.B1,
p. 2 8 ; en op eenige plaatsen in Vriesland.
Br. p. 110.
l f 3 . Ik vond deze plant onder Schalkwijk
bij Haarlem, aan eenen slootkant in zich aldaar
bevindend Elzenbosch, en naderhand aan de
Caractères génériques. Calice cylindrique cam-
panulé, k 8 dents ; l’étendard de la corolle à limbes
réfléchis., les ailes ayant leurs côtés rapprochés
sous la carène. Les étamines diadelphes, les
filaments non élargis vers leurs sommets ; style
glabre; Légume comprimé , falqué ou contourné
en caracol, 1—polysperme.
Caractères spécifiques. Feuilles oblongue»
dentées au sommet ; fleurs en grappes ; légumes
falqués, pubescents.
Usagb économique. Est un très bon fourrage,
et comme tel a été souvent-cultivé sur un sol
aride, sablonneux, et même pierreux, en Suède
en Norwêge, en Suisse et dans le nord de la
France. Gmelin l’a surtout recommandé pour la
nourriture des chevaux. C’est aussi pour les
abeilles une plante très utile.
112. Elle abonde près de Nieuwersluis, entre
Utrecht et Amsterdam : sur les batteries au
chemin de là à Vreeland. Aussi dans Sud-Be-
veland, quoique rare. — V.d.B1., p. 2 8 ; et
dans quelques endroits de la Frise. Br.,
p. 110.
113. J’ai trouvé cette plante vers Schalkwijk
près, de Harlem, dans une aunaie au bord d’un
fossé, et ensuite au Zuwe entre Baambrugge
Zuwe tusschen Baambruggo en Vinkeveen. Op
eerst gemelde plaats bereikte zij eeDe hoogte van
8 è 9 Rhijnl. voeten. — Ook is zij in de omstrekenvan
Breda opgegeven geworden, K.v.W.,
p. 23; bij den Pishernedijk bij Leeuwarden,
en hier en daar elders in Vriesland, Br. p,
110 ; en in den omtrek van Leijden doorBoER-
haave , alsmede bij het dorp de Kaag. Mb. en
Kerb. , p. 167.
114. Vooral menigvuldig in Zeeland, en
in Zeeuwsch-Vlaanderen bij Axel, en aan den
dijk tusschen Westdorp en Sas van Gend.
118. Met witte bloem, op de werken te
Nijmegen.
116. Met witte bloem achter llouderingen,
bij de Bild.
117. Terwijl het al lang voor genoegzaam
bewezen gehouden is geworden, dat onze vroegere
Kruidkundigen Cnicus heterophyllus en
Cirsium anglicum meermalen met elkander verward
zullen hebben, blijkt het inzonderheid
ook uit de Flora Frisica (Inleiding pag. 9) van
den Heer J. J. Bruinsma , dat db Gorter
de echte Carduus heterophyllus van Linnaeus
nog niet gezien zal hebben, toen hij zijne Flora
Belgica schreef. Waarschijnlijk hebben Meese
en de Gorter beide zich ten aanzien van deze
plant vergist gehad; en kunnen wij al eerder
gelooven dat laatstgenoemde haar aan de KIe-
verlaan bij Haarlem gevonden heeft, zoo kunnen
wij echter ook hiervan met geene meerdere
zekerheid iets bepalen, dan ten opzigte van de
door den Heer Mulder , Elènchus Plant, prope
Leidam nasc., pag, 8 3 , opgegeven groeiplaats.
»En zoo is en blijft tot nog toe de plaats waar
de Hoogl. Kops haar gevonden heeft de eenige,
welke men aan te nemen heeft; al was het dat
et Vinkeveen. Au premier lieu ci-dessus nommé
elle atteignait une hauteur de 8 à 9 pieds du
Rhin. — Elle a aussi été indiquée dans les environs
de Breda, K.v.W., p. 23 ; près de Leeuw-
arde auprès de la digue de Pisherne, et dans
quelques autres lieux de la Frise — Br., p.
110. — et dans les environs de Leide par Boer-
haave ; ainsi qu’auprès du village de Kaag. Mb.
et Kerb., p. 167.
114. Surtout abondante en Zélande, et dans
la Flandre Zdlandaise près d’Axel et contre la
digue entre Westdorp et le Sas-de-Gand.
115. A fleurs blanches dans les fortifications
de Nimègue.
116. À fleurs blanches derrière Houderingen,
près du Bild.
117. Tandis qu’ il paraît suffisamment prouvé
que les anciens botanistes auront souvent confondu
le Cnicus helefophyllus avec le Cirsium anglicum,
Monsieur Bruinsma, Flora Frisica (Inleiding, pag.
9,)donneaussi lieu de penser que de Gorteb n’aiira
pas encore connu le vrai Carduus heterophyllus
L. lorsqu’il écrivit sa Flora Belgica. Probablement
Meese et de Gorter se sont mépris
tous deux 'a l’égard de cette plante , et si nous
pouvons en outre admettre qne ce dernier l’a
trouvée au Kleverlaan près de Harlem, nous
ne pouvons tputefois rien décider a 1’ égard du
lieu natal indiqué par Monsieur Mulder , Elen-
chus Plant, prope Leidam nasc., pag. 83; -—
ainsi donc l’endroit où le Prof. Kops l’a trouvée
reste le seul admissible, quand même on ne
l’y trouverait plus actuellement; puisque .30
années se sont écoulées depuis ce temps. — Au
reste je crois pouvoir profiter de cette occasion
pour dire que le Cirsium anglicum, figuré Vol.
YI, PI. 458, se trouve dans les tourbières NAcht