J,XXX
welke Linnaeus van deze plant beschreven heeft,
als zoo vele Soorten van het Geslacht Corydalis
in de Kruidkundige boeken voorkomende, rig-
ten wij ons daarnaar, én geven hier voor boven
aangewezen Plaat het volgende te lezen:
CORYDALIS DIGITATA Pers.
Gevingerde Helmbloem.
Hoogduitsch. Fingerförmiger Lerchensporn.
Fingerförmiger Taubenkropf.
Haller’s Taubenkropf.
Fransch. Corydalis bulbeuse.
Engelsch. Solid Fumetory.
Gesiachts Kenmerken. Calyx 2-phyIlus. De
kelk 2-bladig. Corolla ringens. De bloemkroon
grijnzende of kaakvormig. Filamenta 2
membranacea, singula antheris 5. Twee vliezige
meeldraden, elk met 3 meelknopjes. Capsula
siliquosa, polysperma. De zaaddoos Haauw-
vormig, veelzadig.
Soortelijke Kenmerken. Caule simplici basi
squamigero. De steng onverdeeld, beneden met
eene bladvormige schubbe. Foliis 2 -te rn a tis ,
foliolis bracteisque pedunculo longioribus cunea-
tis inciso-digitatis. Dubbeld-drievoudige bladen
, met ingesneden-vingervormige blaadjes,
en d e , insgelijks vingervormig-ingesneden,
schut-blaadjes langer dan de bloemstelen.
Radice solida. De knollige wortel van binnen
gevuld.
103. Ononis spinosa L. Met witte bloemen
Ontmoette ik haar aan den weg tusschen Est
cette plante étant regardées aujourd'hui par les
botanistes comme autant d'espèces du genre Corydalis
, nous y conformons et appliquons à la
PI. ci-dessus indiquée la description suivante,
CORYDALIS DIGITATA P er?.
Corydalis bulbeuse.
Nom Allemand. Fingerförmiger Lerchensporn.
Fingerförmiger Taubenkropf.
Haller’s Taubenkropf.
------- Anglais. Solid Fumetory.
Caract. Génériques. Calice diphylle ; corolle
en gueule j_étamines à 2 filaments portant chacun
3 anthères ; capsule siliqueuses, polyspermes.
Caract. Spécifiques. Tige simple à base écailleuse
; feuilles doublement ternées, à folioles, ainsi
que les bractées, fendues en digitation, et plus
longues que les pédoncules ; racine solide,
103. Ononis spinosa L. Je la trouvai à fleurs
blanches le long du chemin entre Est et ' Waen
Wadenooijen in Gelderland, en is ook in Zeeland
aangetroffen. V.d.B2, p. 14.
104. Komt ook met rozenroode bloemen
voor , gelijk b. v. te Ubbergen bij Nijmegen,
en achter de Bild bij Utrecht.
108. In het Spoel bij Kuilenburg komt dezelve
nu en dan ook met geheel witte bloemen
voor, overigens groeit zij bij Arnhem en bij
Nijmegen (VH1. Vol. I. P. II, p- 8 3 3 ), en
vond ik haar mede op eene plaats aan de Waal,
tegen over Varilc, tusschen Tiel en Bommel.
106. Deze Afbeelding is van Ornithopus
perpusillus L. Var. y . = Ornith. nodosus
Miller: »met knollige wortels.” VH1. Vol. I.
P. II, p. 534. — Hetgeen ZijnEd. er bij aanmerkt,
dat deze Verscheidenheid bij ons het
meest voorkomt, is zoo te verstaan met betrekking
op Var. (3. = Ornühopodium minus
Bauh. — Anders wordt deze plant met knollige
wortels wel het menigvuldigst in onze duinstreken
aangetroffen, alwéér dergelijke Knolvorming
(Tuberosilas) niet zelden ook bij andere planten
gevonden wordt; zoo als ik eens bij eene menigte
van Linaria vulgaris Mill. , waargenomen
heb, op eene plaats in de Voorduinen tusschen
de Vogelenzangen de Leijdsche-Vaart, bij jHaarlem.
107. Aan de Merwe, tusschen Gorcum en
Dordrecht, zag ik deze plant op verscheiden
plaatsen tot eene hoogte van 8 voet en nog
hooger opgegroeid; waarschijnlijk de Verscheidenheid
0 . palusiris = Trifolium palustre Vf.
et Kit , bij Bluff en F ingerhüth.
108. Sedert deze soort van Klaver het eerst
door den Heer J. Wttewaal , en vervolgens
door Prof. van Hall , bij ons begonnen is opgemerkt
te worden, heeft men bevonden dat
dezelve gansch niet zeldzaam te noemen is.
denooijen en Gueldre, et elle a été trouvée aussi
telle en Zélande. v.d.B2., p. 14.
104. On la trouve aussi à fleurs rouge-clair,
p. e. à Ubbergen près de Nimègue, et au delà
du Bild près dUtrecht.
108. Dans le Spoel près de Kuilenburg on
la trouve quelquefois à fleurs tout-à-fait blanches
; au reste elle vient aussi près d'Arnhem et
de Nimègue (yH1. Vol. I , P. II, p. 833). Je
la trouvai encore en un lieu voisin du Waal,
vis-à-vis de Varik entre Tiel et Bommel.
106. Cette planche représente ï Ornithopus
perpusillus L. var. y — Ornith. nodosus Miller:
«met knollige worlels,» — VH1., Vol. I , P.
I l , paq. 834. Ce que ce savant ajoute, que
cette Variété est la plus commune chez nous,
doit s’entendre en rapport avec la var. (3. — Or-
nithopodium minus Bauii. — Autrement cette
plante à racines tubéreuses est bien le plus
abondante dans nos dunes ; où d’autres plantes
offrent assez fréquemment de semblables Tubérosités
: comme je l’ai un jour observé dans une
quantité de Linaria vulgaris, en un endroit des
dunes antérieures entre Vogelenzang et le canal
de Leide près de Harlem.
107. Près de la Merwe entre Gorcum et
Dordrecht, j’ai vu cette plante croître à la hauteur
de 8 pieds et au delà ; probablement la Variété
(3- palustris — Trifolium palustre Vf. et
Kit. dans Bluff et Fingerhutu.
108. Depuis que cette espèce de Trèfle a
été remarquée chez nous d’abord par Monsieur
J. Wttewaal , et ensuite par le Prof, van Hall,
on s’est assuré qu’elle ne peut être du tout dé-
I signée comme rare.