
Bevallig Vrouwenhaar.
Vormt hare vruchtjes in het Voorjaar, lp.
Musgi Frondosi. Bladraossen.
Natuurl. Rang. volg. Linn. LVI. Musgi. Mossen.
G-eslachtsketoierkejt. Capsula terrainalis. Peristoma simplex brevissimo 16—64-dentatum. Gap-
sulae orificium membrana arida peristomatis dentibus prehensa tectum. Calyptra pilis deflexis hirsuta.
De zaaddoos eindelingsch. De binnenmond enkelvoudig, met 16—64 zeer korte tanden. De mondopening
bedekt met een dor vliesje, ingevat in de tanden van den binnenmond. Het huikje nederwaarts
ruig behaard.
Soortelijke Kenmerken. Gaule subsimplici, foliis condensatis strictis lineari-sübulatis, margine ser-
ratis; capsulae subtetraëdrae apophysi obscura adnata, operculo rostellato. De steng genoegzaam
onverdeeld, de bladen digt bijeengeplaatst gestrekt lijn-elsvormig, aan den rand gezaagd. De zaaddoos
bijkans vierkantig met een onduidelijk aangegroeid aanzetsel, het deksel fijn gesnaveld.
De plaat stelt de plant in hare verschillende levenstijdperken voor, met rijpe en onrijpe
vruchten, vergroote zaaddoos en blaadje.
Groeiplaatsen. Op heigronden en boschachtige zandgronden zeer algemeen in do van de zee
verwijderde Provinciën van Nederland.